Printable version (PDF) |
4.3 Uitwerking van de drie beleidsvisies
De federale overheid kan voor iedere problematiek haar voorkeur uitspreken over de te volgen beleidsvisie. Naar de wereldvisie die ze voorstaat, zal ze op een andere manier wensen in te werken op de problematieken of de determinanten van verandering.
Dit hoofdstuk stelt een aantal maatregelen voor die de federale overheid kan nemen om de ontwikkeling van de tien problematieken te sturen volgens de respectievelijke wereldvisies. Waar mogelijk, worden de te verwachten kwantitatieve of kwalitatieve effecten besproken. Ten slotte worden ook de gevalsstudies uit deel 3, die illustratief zijn voor het werkelijk gevoerde beleid, gesitueerd binnen ieder van de drie beleidsvisies. Een vergelijking van het gevoerde beleid met dat in de drie beleidsvisies, geeft aanwijzingen voor beleidsvoerders en het maatschappelijke middenveld om zich uit te spreken over de wenselijkheid en de manier om het bestaande beleid bij te sturen.
4.3.1 Scenario voor de beleidsvisie "benutten"
Overeenkomstig de gelijknamige wereldvisie, neemt de overheid in de beleidsvisie "benutten" maatregelen die de werking van de markt stimuleren en de juiste voorwaarden creëren voor een stabiele vrije markt. Liberalisatie, privatisering en deregulering zijn troef. De overheid treft ook maatregelen die de mondialisering van de economie vooruithelpen. Om de werking van de markt te verbeteren, informeert ze consumenten over sociale en milieugevolgen over de levenscyclus van producten. Op het vlak van menselijk kapitaal dereguleert ze de arbeidsmarkt. Zo wil ze de participatiegraad en de werkgelegenheidsgraad verhogen. Werknemers en werkgevers kunnen aangepaste en flexibele arbeidsverhoudingen organiseren, wat tegemoet komt aan de problemen bij de combinatie van gezin en arbeid. Op milieuvlak komen er nauwelijks of geen maatregelen boven op de bestaande. Bestaande maatregelen die de overheid te streng vindt, zwakt ze af. Maatregelen met mogelijke gevolgen op de concurrentiepositie van België komen er enkel in nauw internationaal overleg.
4.3.1.1 Productiestrategieën van ondernemingen
De overheid wil dat ondernemingen maximaal bijdragen tot economische groei. Ze wil daarom voornamelijk via economische, technologische en institutionele maatregelen de productie van ondernemingen stimuleren. Daarvoor ziet ze de vrije en concurrentiële markt als het beste instrument. De overheid bevordert de vrije markt, veeleer dan ze te reguleren en laat de grootst mogelijke vrijheid aan ondernemingen in hun handelen. Dat uit zich in de volgende beleidsvisie.
Beleid
- Het geïntegreerde productbeleid op het niveau van de eu vindt slechts weinig navolging op federaal Belgisch niveau. De overheid beperkt zich tot informatieverspreiding en enkele campagnes. De wet op de ecotaksen voert ze af. De werkzaamheden aan de wet op de productnormen zet ze op een zeer laag pitje. De essentiële beschermingseisen uit de zogenaamde nieuwe aanpak1 acht ze immers voldoende. De wet ter bevordering van de sociaal verantwoorde productie, die een sociaal label definieert, wordt niet uitgevoerd. Ze vindt dat de vrijwillige normen ontwikkeld door de private sector (bv. sa 8000) voldoende en betrouwbare informatie verstrekken aan consumenten over de arbeidsomstandigheden waarin producten worden gemaakt. De overheid staat wel in voor de informatieverzameling over de sociale en milieuaspecten van de levenscyclus van producten en diensten.
- Het creëren van gelijke concurrentievoorwaarden voor ondernemingen staat centraal. Daarom beëindigt de overheid alle subsidies, waaronder die aan milieuvervuilende activiteiten zoals energiegebruik, maar met uitzondering van die aan de voorziening van publieke goederen. Om dezelfde reden tracht ze de noodzakelijke milieumaatregelen enkel te nemen in samenspraak met de eu-lidstaten of de betrokken organen van de vn. Daarbij gebruikt ze tijdens de onderhandelingen steeds een vrijemarktvisie wat betreft de allocatie van de productiemiddelen. Ze beperkt zich tot het omzetten van de Europese wetgeving.
- De overheid doet slecht specifieke investeringen in onderzoek naar duurzame productiestrategieën wanneer het voortbestaan van bepaalde economische activiteiten in gevaar komt.
Illustratie van de mogelijke effectenDe opheffing van subsidies op vervuilende activiteiten zou op termijn een positieve invloed kunnen hebben op de milieukwaliteit. De oeso berekende dat tegen 2010 emissiereducties van 400 tot 500 miljoen ton co2 mogelijk zijn via het verwijderen van marktstoornissen veroorzaakt door energiesubsidies2. De meest effectieve maatregelen zouden zijn: de verwijdering van steenkoolsubsidies, subsidies voor elektriciteitsopwekking uit steenkool, handelsbelemmeringen die het gebruik van schone energieën afremmen, belastingvrijstellingen voor verkoop van elektriciteit en voor de aankoop ervan door energie-intensieve sectoren3. De meeste studies suggereren ook een toename in reëel bbp of bnp. Dat duidt erop dat de verwijdering van subsidies een maatregel kan zijn die hoe dan ook voordeel oplevert4.
4.3.1.2 Visvangst en biologische diversiteit in zee
Om de problematiek van overbevissing te bekampen wil de overheid een vrijere markt creëren voor visvangst.
Beleid
- Ze schaft zowel de reglementering als de subsidies in deze sector af. Om gelijke concurrentievoorwaarden te behouden met het buitenland moeten deze maatregelen homogeen gelden op internationaal niveau of minstens op het niveau van de visserijzones.
- De specificiteit van de levenscyclus van vissen kan evenwel rechtvaardigen dat er in bepaalde zones beperkingen gelden.
Illustratie van de mogelijke effectenSubsidies in de visserijsector kunnen worden ingedeeld in twee categorieën: grensinstrumenten en nationale beleidsinstrumenten5. De eerste groep omvat importquota en equivalente maatregelen. Zij verhogen de prijs die de nationale producent ontvangt. De tweede groep betreft subsidies die rechtstreeks het inkomen van producenten verhogen of hun kosten verlagen. Het is de tweede groep die de meeste invloed heeft op de ontwikkeling van een overcapaciteit.
Een ontmanteling van visserijsubsidies heeft tot gevolg dat de winst per eenheid vis daalt. Daardoor verminderen de investeringen in nieuwe capaciteit of in het onderhoud van de bestaande capaciteit. Meer vissers zullen hierdoor afvloeien uit de sector. Ten slotte zullen deze maatregelen de kosten en risico's van investering in nieuwe technologieën aanzienlijk verhogen.
Op korte termijn zal de ontmanteling van subsidies negatieve sociale gevolgen hebben. Op langere termijn kan ze echter leiden tot een duurzamer beheer van de visbestanden en een betere allocatie van de factor arbeid in andere sectoren van de economie en dus tot meer groei.
4.3.1.3 Gebruik van genetische gewijzigde planten
De ontwikkelingen in de gentechnologie geven landbouwers nieuwe mogelijkheden door genetische gewijzigde planten (ggp's) in productiestrategieën op te nemen.
Beleid
- De overheid beëindigt het moratorium op het in de handel brengen van ggp's dat op Europees niveau werd ingevoerd.
- Ze schaft de juridische beperkingen af op de vrijheid van experimenteren en het op de markt brengen van ggp's.
- Ze legt de overheidssteun aan onderzoek naar bepaalde ggp's droog.
- Ze versterkt echter de wetgeving voor de bescherming van de intellectuele eigendomsrechten en breidt ze uit om de privé-investeringen in onderzoek naar ggp's veilig te stellen.
Illustratie van de mogelijke effectenHet op grote schaal introduceren van ggp's zal op korte termijn een aantal socio-economische verschuivingen veroorzaken, zoals concentratiebewegingen in de landbouwsector en een versneld vertrek van landbouwers uit de sector. Op langere termijn zullen de veranderingen die het gevolg zijn van de invoering van deze gewassen positief zijn. Ze veroorzaken immers een betere allocatie van de productiemiddelen, waardoor de productiviteit in de landbouw zal verbeteren. Een elementaire sociale zekerheid kan de socio-economische kortetermijngevolgen van een invoering van ggp's in de landbouw opvangen.
4.3.1.4 Energieproductie en -consumptie
Energie vormt een belangrijk element in de productiestrategieën van ondernemingen en in de bestedingen van huishoudens. In deze visie voert de overheid een beleid dat de energieproductie en -consumptie bijstuurt zodat de marktprijs voor energie overeenstemt met haar reële productiekost. Daarnaast heeft de overheid ook oog voor de vermindering van de afhankelijkheid van import van energiedragers.
Beleid
- Om deze redenen versnelt de overheid de vrijmaking van de elektriciteits- en gasmarkt. Ze garandeert echter sociale minimumleveringen aan gezinnen die hun rekening niet kunnen betalen.
- Ze pleit tegelijk op eu-niveau voor de afschaffing van energiesubsidies.
- Om de energieafhankelijkheid van het buitenland niet te verhogen, herroept ze haar besluit om van kernenergie af te stappen. De markt zal bepalen of er in de toekomst nog plaats is voor nucleaire energie in de energievoorziening van het land.
- Ze investeert in onderzoek naar de verbetering van het energierendement van elektriciteitscentrales en productieprocessen.
- Ze organiseert informatie- en bewustmakingscampagnes voor rationeel energiegebruik.
- Ze moedigt hernieuwbare energie aan waar die de afhankelijkheid van energie uit het buitenland vermindert, maar slechts zo lang haar prijs per kilowattuur concurrentieel is.
- Ze verwerpt het Kyotoprotocol inzake klimaatverandering. Maatregelen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, neemt ze dus niet.
Illustratie van de mogelijke effectenIn een rapport over de energievooruitzichten voor België in de periode 2000-20206, presenteert het Federaal Planbureau een scenario dat enkele gelijkenissen vertoont met het hierboven uiteengezette beleid. Het zet evenmin beperking op de co2-uitstoot en de nucleaire optie blijft open7. Subsidies blijven echter behouden, de liberalisatie van de elektriciteitsmarkt is nog geen feit en het is niet de markt die bepaalt hoeveel kernenergie er wordt geproduceerd, maar de overheid. Die behoudt de productie constant op het huidige niveau.
Tabel 4.2 geeft de effecten weer van dit beleid op de bruto binnenlandse energieconsumptie, de co2-uitstoot, de koolstofintensiteit en de invoerpercentages. De tabel toont dat in deze beleidsvisie de totale energieconsumptie tussen 1995 en 2030 met 35% zou kunnen stijgen. Over dezelfde periode zou de co2-uitstoot met ongeveer 23% kunnen toenemen. Dat betekent dus een vermindering van de koolstofintensiteit van de energieconsumptie van 2,2 tot 1,9 ton co2 per toe8. Ook de energie-intensiteit van het bbp zou gunstig kunnen evolueren van 7,1 tot 4,8 toe per bef(90)9. Maar tot een absolute ontkoppeling tussen economische groei en energieconsumptie zou het niet komen.
Het aandeel van hernieuwbare energie zou bescheiden blijven, al kan het resultaat van de voorgestelde maatregelen beter uitvallen dan uit tabel 4.2 blijkt. De beleidsvisie "benutten" bevat immers meer stimuli voor deze energiebronnen dan het gemodelleerde scenario. Dankzij kernenergie en de lichte vooruitgang op het vlak van hernieuwbare energie zou - ondanks de forse stijging van de bruto binnenlandse consumptie - het invoerpercentage voor energie zowat gelijk blijven.
Met de vrijmaking van de energiemarkten is in de tabel geen rekening gehouden. Door die vrijmaking zouden de efficiëntie van de energieproductie kunnen verhogen en de energieprijzen dalen. De afschaffing van subsidies zal prijzen echter doen stijgen. Beiden kunnen ook een hypotheek zetten op de toekomst van kernenergie indien blijkt dat deze op een vrijgemaakte markt niet meer kan concurreren. Dat plaatst een kanttekening bij de cijfers uit tabel 4.2.
Tabel 4.2 - De effecten van het beleidBron: fpb (2001).
4.3.1.5 Gezondheid op het werk
Conform haar rol om de vrije marktwerking veilig te stellen, staat de overheid garant voor de algemene toepassing van de normen voor veiligheid en gezondheid van de Internationale Arbeidsorganisatie (ilo). Zo worden op dit vlak concurrentieverstoringen vermeden.
Beleid
- De overheid neemt maatregelen ter bevordering van sectorale akkoorden voor het laten eerbiedigen van deze ilo-normen voor de veiligheid van werknemers.
- Ze informeert ook het publiek over de arbeidsomstandigheden waarin producten zijn gemaakt. Zo kunnen consumenten een beredeneerde keuze maken.
- Inzake gezondheidszorg en uitkeringen dekt de overheid een aantal gezondheidsrisico's niet meer, maar verplicht ze werkgevers hiervoor privé-verzekeringen af te sluiten.
4.3.1.6 Gebruik van informatie- en communicatietechnologieën
De ontwikkelingen in informatie- en communicatietechnologieën (ict) geven ondernemingen nieuwe mogelijkheden in het uitstippelen van hun productiestrategieën. Als productiefactor kunnen ict de productiviteit sterk doen stijgen. Tegelijk vormen zij voor sommige categorieën laaggeschoolden nieuwe hinderpalen om toe te treden tot de arbeidsmarkt. Minder gegoede huishoudens hebben ook minder toegang tot deze vormen van communicatie, informatievergaring en -verspreiding (zie 2.2.7). De oorzaken daarvan zijn terug te brengen tot een aantal economische, technologische en institutionele determinanten.
Beleid
- Een uitgebreid overheidsoptreden om via de prijs de digitale kloof te overbruggen is volgens deze beleidsvisie niet wenselijk. De werking van de vrije markt geeft via prijsconcurrentie op zichzelf voldoende garantie om op termijn de digitale kloof te overbruggen.
- De overheid kan wel beperkt optreden om een minimale dienstverlening te garanderen voor zij die ondanks de marktwerking geen toegang hebben tot ict. Net als voor telefoondiensten (bv. publieke telefooncellen) kan ze inzake internet een minimale dienstverlening garanderen door publiek toegankelijke internetpunten te ondersteunen.
- Er is voor de overheid een belangrijke rol weggelegd op het vlak van onderwijs in het gebruik van ict. Vaardigheden van de beroepsbevolking in deze materie zijn immers nodig voor de succesvolle ontwikkeling van deze nieuwe sector en voor de verhoging van de arbeidsproductiviteit.
Illustratie van de mogelijke effectenDoor concurrentie op de vrije markt zullen prijzen van ict-producten dalen en zich op termijn verspreiden over alle werelddelen en alle lagen van de bevolking. De overheid staaft deze bewering met de stijging van de verspreiding van internet totnogtoe (zie 2.2.7), die exponentieel stijgt.
De financiële hinderpalen die een verspreiding van ict in de weg staan zullen ook verdwijnen. Uit de praktijk blijkt immers dat de prijs van ict-producten stelselmatig daalt.
De werking van de vrije markt zal volgens deze visie ook de infrastructuur versterken. Privé-operatoren zullen pc-netwerken en elektriciteitsbevoorrading over de hele wereld verder ontwikkelen. Ze zijn immers steeds op zoek naar nieuwe markten en de potentiële markt in ontwikkelingslanden is groot.
4.3.1.7 Ethische financiering van ondernemingen
Voor de financiering van hun productiestrategieën zijn ondernemingen deels aangewezen op leningen op de kapitaalmarkt en op de uitgifte van aandelen. Daar tekenen naast particulieren ook beleggingsfondsen op in, waaronder ethische beleggingsfondsen. Economische, institutionele en psychosociale factoren zullen het succes van dit soort beleggingsfondsen mede bepalen.
Beleid
- De overheid laat in dit scenario de markt voor ethische financiering zich autonoom ontwikkelen, maar neemt maatregelen om de transparantie ervan te verhogen.
- De overheid investeert ook alleen haar eigen middelen in ethische beleggingen wanneer de opbrengsten minstens even hoog liggen als die van traditionele beleggingen.
- Ze neemt evenmin maatregelen om solidaire beleggingen te promoten10.
Illustratie van de mogelijke effectenHet gevolg van deze strategie is dat het succes van ethische beleggingsfondsen louter zal afhangen van hun rendement of van voluntaristisch gedrag van sommige beleggers. De markt zal sterk fluctueren volgens de verwachte rendementen. Vanuit drie vaststellingen mag echter een groeiend aanbod van ethisch-financiële producten in de toekomst worden verwacht.
- "Ten eerste is in geen enkel land waar ethische producten voet aan wal wisten te zetten, een terugval waarneembaar. In tegendeel, ethisch-financiële producten blijven groeien en breiden hun marktaandeel verder uit.
- Ten tweede is er een meer sociologische oorzaak: de consument leeft bewuster en gedraagt zich ethischer. Zolang ethische producten zich in de toekomst blijven profileren als een progressief ethisch bewustzijn, zal er voldoende vraag blijven naar deze producten.
- Een derde en waarschijnlijk de meest determinerende factor, is dat ethisch beleggen fundamenteel gezond is. Verschillende internationale studies hebben aangetoond dat ethisch beleggen op lange termijn zeker even rendabel is als klassiek beleggen."11
De verdere groei van de tweede pijler pensioenfondsen kan een krachtige impuls betekenen voor de ontwikkeling van ethische beleggingsfondsen12.
Ten slotte zullen solidaire beleggingen geheel van de markt verdwijnen indien er geen vraag meer naar is.
4.3.1.8 Sociale economie
Ondernemingen die actief zijn in de sociale economie volgen een bijzondere productiestrategie. Niet het maken van winst is haar voornaamste betrachting, maar wel de verwezenlijking van een maatschappelijk doel. Economische, institutionele, psychosociale en zuiver sociale determinanten bepalen het succes van deze formule van bedrijfsvoering.
Beleid
- In deze beleidsvisie volgt de sociale economie de wetten van vraag en aanbod. Ze zal enkel blijven bestaan zo lang er geïnteresseerden zijn voor haar producten en investeerders bereid zijn de economische doelstellingen ondergeschikt te maken aan andere.
- Het overheidsoptreden concentreert zich op de beïnvloeding van de waarden, sociaal aanvaarde normen en voorkeuren. Die liggen immers aan de basis van de vraag naar goederen en diensten. De overheid tracht het gedrag van iedere doelgroep (overheid, consumenten, ondernemingen) op een zachte wijze te wijzigen. Daartoe organiseert ze informatie- en bewustmakingscampagnes over de negatieve effecten van de bestaande productie- en consumptiepatronen en over alternatieven daarvoor. Ze erkent daarom ondernemingen die actief zijn in de sociale economie en geeft ze een apart statuut zodat de consument betere informatie hierover heeft.
Illustratie van de mogelijke effectenVia de informatie- en bewustmakingscampagnes wil de overheid verkrijgen dat de vraag zich vanzelf richt op goederen en diensten die sociale en milieudoelstellingen eerbiedigen.
Indien in een vrije en concurrentiële markt producten van ondernemingen die naast economische ook sociale en milieuwaarden nastreven marginaal blijven binnen de economie, dan is dit het gevolg van een beperkte interesse van de consumenten.
4.3.1.9 Mobiliteit en vervoer van personen
De vraag naar mobiliteit en vervoer van personen zijn belangrijke gegevens in de economische ontwikkeling. De overheid werkt in op de economische, institutionele, geografische, psychosociale en sociale determinanten van de problematieken. Daarmee hoopt ze de bijdrage van de mobiliteit van personen aan de ontwikkeling van economisch kapitaal positief te beïnvloeden.
Beleid
- De vrijmaking van de transportsector gaat door om de concurrentie aan te moedigen. De hoop is dat hierdoor de prijzen zullen zakken en de kwaliteit van de dienstverlening zal verbeteren.
- Tegelijk vermindert de overheid de subsidies aan het openbaar vervoer zodat iedere gebruiker de marktprijs betaalt voor zijn of haar afgelegde kilometers. Dat zal een opwaardse druk zetten op de prijzen.
- Automobilisten betalen ook de reële prijs van hun verplaatsingen
- Het (geprivatiseerde) openbare vervoersnet concentreert zich op de meest rendabele lijnen, maar er is een gegarandeerde minimale voorziening voor iedereen. Tegelijk verhoogt de overheid de grootte en de capaciteit van het verkeersnet13.
- In naam van de vermindering van de energieafhankelijkheid steunt de overheid ook onderzoek naar alternatieve aandrijfmechanismen zoals brandstofcellen.
- Op milieugebied treft de overheid enkel maatregelen voor een minimale bescherming van de volksgezondheid: de emissienormen van voertuigen (de zogenaamde Euro 4-norm) en voor brandstoffen blijven op het huidige niveau.
Illustratie van de mogelijke effectenDit beleid zal aanleiding geven tot een verdere toename van het aantal afgelegde kilometers per persoon en een automobielsector die haar activiteitenniveau handhaaft. Zonder flankerende ruimtelijke ordening, blijft de verspreiding van de woongebieden zich verder zetten.
Door de stijging van het personenverkeer zal bijkomende geluidshinder onvermijdelijk zijn. Enige vertraging in de toename van de co2-uitstoot zal enkel voortkomen uit een verdere stijging van het gebruik van dieselwagens en de vraag naar zuinigere wagens.
De privatisering van het openbaar vervoer en de rationalisering van het aanbod kunnen de mobiliteit van de gezinnen met de laagste inkomens sterk ondergraven. Doordat zij vaker goedkope behuizing betrekken langs verkeersaders, zullen deze gezinnen ook meer lijden onder de toegenomen verkeersdrukte.
De stijging van de verkoop van wagens met een groter vermogen zal de efficiëntieverbetering van voertuigen gedeeltelijk tenietdoen. Daardoor kan de uitstoot van co2 en andere gassen, ondanks de technologische vooruitgang, blijven stijgen.
4.3.1.10 Tabaksconsumptie
Producenten van tabaksproducten zullen hun productiestrategie richten op de marktvraag. Ze zullen deze vraag ook trachten te beïnvloeden via de economische, technologische, institutionele, psychosociale en sociale determinanten van de vraag naar tabak. De overheid kan ook maatregelen treffen die inspelen op deze determinanten om de productie en consumptie van tabak in de gewenste richting te sturen. Ze doet dat omdat de risico's en kosten van tabaksgebruik wel gekend zijn.
Beleid
- De overheid neemt in deze beleidsvisie maatregelen om het publiek te informeren over de gevaren van tabaksgebruik. Zo hoopt ze de kosten van tabaksgebruik voor de sociale zekerheid te beperken.
- Ze stimuleert ook het onderzoek naar minder schadelijke sigaretten en nieuwe afkickmethoden door de kosten voor dit onderzoek voor tabaksproducenten fiscaal aftrekbaar te maken.
- Rokers worden aangespoord om bijkomende verzekeringen af te sluiten om bij ziekte veroorzaakt door het roken, toegang te hebben tot de meest moderne therapieën.
- De overheid verbiedt misleidende reclame voor tabaksproducten en voor andere consumptiegoederen.
- De overheid dringt er bij Europese instanties op aan te streven naar een harmonisering van het belastingsniveau op tabakproducten. Geleidelijk moet het in evenwicht komen met de kosten voor de sociale zekerheid en de informatiecampagnes.
- De wetten op roken in openbare plaatsen en in horecazaken blijven behouden, zonder evenwel streng toe te zien op hun naleving.
Illustratie van de mogelijke effectenDe informatiecampagnes en het verbod op misleidende reclame voor tabaksproducten zullen ervoor zorgen dat rokers en potentiële rokers betere individuele rationele keuzes maken. De financiële steun aan onderzoek naar minder schadelijke sigaretten of nieuwe afkickmethoden zal de keuzevrijheid van zware verslaafden kunnen vergroten. Het aantal rokers zal echter op korte termijn meer dan waarschijnlijk niet dalen.
4.3.2 Scenario voor de beleidsvisie "beheren"
De overheid legt een economische doelstelling vast voor groei van het bbp en tracht deze los te koppelen van niet-duurzame sociale en milieugevolgen. Deze doelstellingen volgt ze regelmatig op met indicatoren voor de productiviteit van arbeid en eco-efficiëntie.
Overeenkomstig de gelijknamige wereldvisie, voert ze een beleid dat producenten aanzet tot meer eco-efficiëntie en een betere bescherming van de menselijke kapitaalvoorraad. De nadruk ligt op maatregelen die een aansporing vormen voor het wegwerken van marktverstoringen die dat belemmeren. De maatregelen bieden ondernemingen flexibiliteit in de manier waarop ze wensen te reageren op de aansporingen. De voorkeur gaat uit naar instrumenten van informatie en bewustmaking (bv. milieu- en sociale keurmerken), vrijwillige overeenkomsten, subsidies, heffingen, belastingen en verhandelbare emissierechten. Exportgevoelige sectoren en sectoren die in concurrentie staan met het buitenland blijven grotendeels buiten schot. Voor de bescherming van het menselijke kapitaal maakt de overheid gebruik van regulerende instrumenten. Ze stimuleert ook de overdracht van technologie naar ontwikkelingslanden. In internationale onderhandelingen over de bescherming van het menselijk en het milieukapitaal neemt ze een proactieve houding aan.
Deze uitgangspunten leiden tot het formuleren van specifieke beleidsmaatregelen voor ieder van de tien problematieken.
4.3.2.1 Productiestrategieën van ondernemingen
Na enkele institutionele moeilijkheden, namelijk in de onderhandelingen met vertegenwoordigers van de private sector, slaagt de overheid erin een federaal plan op te stellen voor een geïntegreerd productbeleid. Dat plan is toegespitst op de economische en milieucomponenten van duurzame ontwikkeling. Het is het resultaat van een afweging tussen het aanmoedigen van een vrije en concurrentiële markt en het garanderen van een hoog niveau van milieubescherming. Het bevat echter alleen maatregelen die tot de federale bevoegdheid behoren en waarover de verscheidene adviesraden een consensus hebben kunnen bereiken. Niettemin bevat het ook een aantal sociale maatregelen.
Beleid
- Het plan voorziet in doelstellingen uitgedrukt in eco-efficiëntie die de bestaande productie- en consumptiegewoonten moeten bijsturen in de richting van een duurzame ontwikkeling.
- Het plan bevat onder meer maatregelen voor onderzoek naar de milieueffecten van producten en een aantal fiscale maatregelen. Ondernemingen die te veel schade zouden lijden onder de fiscale maatregelen krijgen hiervoor compensaties. Openbare opdrachten krijgen milieuclausules en de overheid verbiedt een aantal gevaarlijke producten en informeert over de negatieve gevolgen van andere. Ze stelt richtlijnen op voor ecodesign. Ze gaat ook actief de Europese milieukeur promoten. Voor andere maatregelen verwijst het plan naar de informatie die beschikbaar is bij de gewesten.
- De overheid definieert ook een vrijwillig kader voor sociale en milieurapportering om ondernemingen aan te moedigen opener te zijn over hun activiteiten. Dat gaat gepaard met de introductie van Belgische keurmerken voor sociaal en ecologisch verantwoorde productie. Ze stimuleert ook het technologisch onderzoek dat de eco-efficiëntie van productieprocessen moet verbeteren. Ze moedigt de verscheidene maatschappelijke groepen aan om deel te nemen aan het overleg inzake geïntegreerd productbeleid. De middelen om de vertegenwoordiging van alle actoren te garanderen volgen echter niet altijd.
4.3.2.2 Visvangst en biologische diversiteit in zee
In deze visie zijn economische maatregelen noodzakelijk om de visbestanden optimaal te beheren. De overheid beslist om de volgende maatregelen te nemen:
Beleid
- De invoering van een systeem van verhandelbare visrechten. Dat gebeurt via het vastleggen van een globaal vangstplafond per vissoort en per visserijzone. Vervolgens verdeelt de overheid het totale quotum in individuele quota of toegangsrechten. Dat gebeurt op basis van een deel van de historische vangsten of via een veilingsysteem. Door de quota of toegangsrechten verhandelbaar te maken ontstaat een concurrentiële markt.
- Het ontwerp, de invoering en de controle van het systeem van verhandelbare visrechten berusten op investeringen in een verbetering van de kennis over de evolutie van de visbestanden en technologische ontwikkelingen (bv. opvolging van de boten per satelliet).
- De hoeveelheid vis die gevangen wordt neemt af door een geleidelijke verlaging van de quota, een vermindering van de scheepscapaciteit en technische maatregelen, (grootte van de mazen, toezicht op de boten, versterkte controle enz.). Bij de opmaak van deze maatregelen en hun uitvoering wordt grote aandacht besteed aan de verhouding van hun kosten en baten.
- Op het niveau van de individuele visserijzones zorgen specifieke restrictieve maatregelen voor het respecteren van de milieudoelstellingen.
De veranderingen aan het bestaande systeem worden gradueel ingevoerd om grote economische en sociale schokken te vermijden.
Illustratie van de mogelijke effectenOm het probleem van overbevissing aan te pakken, beperkte de regering van Nieuw-Zeeland in 1986 de vangst van 33 vissoorten in haar nationale wateren (Totaal Toelaatbare Vangst). Dat koppelde ze aan een systeem van verhandelbare quota voor individuele bedrijven uit de commerciële visserijsector14.
De individuele overdraagbare quota steunden op historische vangsten van iedere commercieel visbedrijf15. Aanvankelijk waren de quota gedefinieerd in tonnen vis die gevangen mochten worden. Daardoor moest de overheid echter quota aankopen wanneer de totale beschikbare vangst daalde. Vanaf 1990 vormde ze het systeem om tot een proportioneel systeem in verhouding tot de totale beschikbare vangst. Dat bracht meer flexibiliteit in het systeem
De initiële toewijzing van visquota voor iedere commerciële visser en de bewaking van het systeem waren erg duur, maar er ontstond geen continue stijging in de administratieve kosten. Sommige problemen hebben geleid tot conflicten met de commerciële vissers. Zo was de niet-commerciële visvangst niet onderhevig aan dezelfde beperkingen. Onenigheid was er ook over de methode voor het berekenen van de maximale duurzame opbrengst waarop de commerciële quota zijn gebaseerd.
Alles bij elkaar genomen, heeft het systeem van verhandelbare visquota in Nieuw-Zeeland gezorgd voor een meer duurzaam beheer van de visbestanden tegen lagere kosten dan mogelijk was met alternatieve maatregelen16.
4.3.2.3 Gebruik van genetische gewijzigde planten
Wanneer zij dit nuttig acht, neemt de overheid maatregelen ter ondersteuning van de ontwikkeling van genetisch gewijzigde planten.
Beleid
- Ze begeleidt de noodzakelijke omvorming van de landbouwsector. Die hebben onder meer betrekking op vormingsprogramma's voor landbouwers en juridische bijstand bij het afsluiten van exploitatiecontracten tussen landbouwers en zaadproducenten.
- Parallel hieraan ondersteunt de overheid het onderzoek naar nieuwe nuttig geachte genetisch gewijzigde planten. De licenties voor deze gewassen worden zo opgesteld dat de eigenaars ervan volledig gebruik kunnen maken van hun economische baten.
- De juridische structuren voor de controle en voorafgaande evaluatie van de risico's van het gebruik van genetisch gewijzigde planten worden strenger. Dat leidt tot een actief beheer van hun potentiële risico's. Zo is een evaluatie van haar milieu-, socio-economische en ethische aspecten verplicht alvorens een gewas kan getest of gecommercialiseerd worden. Slechts daarna verleent de overheid eventueel de testvergunningen, kweekvergunningen of vergunningen voor het op de markt brengen. Eenmaal de toestemming gegeven is, zijn de autoriteiten volledig verantwoordelijk in geval er zich ongewenste effecten voordoen.
4.3.2.4 Energieproductie en -consumptie
De overheid schaart zich achter de Kyotodoelstellingen. Ze kiest daarbij voor een combinatie van nationale emissiereductiemaatregelen en Europese of internationale emissiehandel die de totale emissiereductiekosten voor België minimaliseren.
Beleid
- Dat houdt in dat nationale emissiereductiemaatregelen er enkel komen als ze goedkoper zijn dan het aankopen van emissierechten in het buitenland.
- Bedrijven die in concurrentie staan met het buitenland krijgen niettemin systematisch vrijstelling voor inspanningen die hun concurrentiepositie zouden kunnen aantasten.
- Nucleaire energie behoort terug tot de mogelijkheden indien zou blijken dat zonder de inschakeling van deze broeikasgasarme energiebron de kosten voor emissiereducties in een eventuele tweede budgetperiode (na 2012) te hoog zouden oplopen.
- Het gebruik van koolstofputten voor de opvang van co2 blijft ook een optie.
Illustratie van de mogelijke effectenDe Europese Commissie rekende met het energiemodel primes uit dat in een Europees systeem van emissiehandel de evenwichtsprijs voor emissierechten 26,2(90) eur per ton co2 zou bedragen17. Om op nationaal niveau de emissiereductiekosten te minimaliseren kan de federale overheid een co2-heffing invoeren die overeenkomt met deze evenwichtsprijs. Het Federaal Planbureau simuleerde met het hermes-model wat het effect hiervan zou zijn op de energieconsumptie, de co2-uitstoot en enkele macro-economische grootheden18. Er werd vanuit gegaan dat de opbrengsten van de heffing worden gebruikt voor een vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen.
- Van de invoering van de heffing zou een licht positief effect uitgaan naar de meeste macro-economische grootheden. Het bnp zou tegen 2012 met 0,22% stijgen in vergelijking met een situatie zonder bijkomende maatregelen. De werkgelegenheid zou ook licht positief beïnvloed worden (+0,51% of 21 760 eenheden). De inflatie zou evenwel stijgen (+0,87%), maar de betalingsbalans zou met 0,90% verbeteren.
- De finale energieconsumptie zou met 7,3% dalen, met de grootste daling vastgesteld in de industriële sector (-12,31%). De consumptie van steenkool zou het meest afgestraft worden (-44,84%).
- De maatregel zou uiteindelijk leiden tot een daling van de energiegerelateerde co2-emissies met 10%. Dat komt overeen met een vermindering van 12,5 Mton co2. Hiermee wordt slechts de helft van de emissiereductie-inspanning geleverd die noodzakelijk is voor het realiseren van de Kyotodoelstelling.
- De overheid zal de overblijvende emissiereducties realiseren door de aankoop van emissierechten op de Europese of internationale markt.
Of dit nu leidt tot een kostenefficiënte reductie van broeikasgassen, zal afhangen van de reële hoogte van de evenwichtsprijs voor emissierechten op de internationale markt. Naar alle waarschijnlijkheid zal deze een stuk lager liggen dan de 26,2 eur per ton co2 uit deze simulatie.
4.3.2.5 Gezondheid op het werk
De overheid wil in deze beleidsvisie maatregelen nemen die een voldoende hoge graad van bescherming van de gezondheid van werknemers garanderen, zonder gepaard te gaan met een stijging van productiekosten. Die kunnen immers leiden tot delokalisaties naar landen met minder sociale bescherming. De overheid neemt daarom de volgende maatregelen.
Beleid
- Ze stelt in samenspraak met het maatschappelijke middenveld normen op ter bescherming van de gezondheid van werknemers.
- Ze verplicht ondernemingen bijdragen te storten aan het Fonds voor beroepsziekten. Die zijn hoger naarmate ze meer mensen tewerkstellen en naarmate de risico's waaraan die blootstaan hoger liggen.
- De lijst met erkende beroepszieken breidt stelselmatig uit en artsen krijgen informatie over de nieuwe zieken die ze moeten opsporen.
- Fiscale stimuli sporen ondernemingen aan de gedragscodes inzake bescherming van de gezondheid van werknemers te respecteren.
- In samenwerking met de Europese Commissie en de gewesten onderzoekt de federale overheid actief de effecten van producten en productieprocessen op de gezondheid van werknemers.
- Ze streeft naar harmonisering van de reglementering en normen.
- Ze betaalt ook een deel van de kosten van onderzoek naar alternatieven voor producten die een gevaarlijk zijn voor de gezondheid van werknemers.
4.3.2.6 Gebruik van informatie- en communicatietechnologieën
Omwille van uiteenlopende verspreidingsritmes van de nieuwe technologieën is overheidsoptreden wenselijk. Dat richt zich op het aanbod van ict-producten.
Beleid
- De overheid gaat in zee met private partners om publieke internetkiosken beschikbaar te stellen en ict-producten tegen voordelige tarieven te koop aan te bieden aan achtergestelde huishoudens.
- Ze subsidieert ook de voorziening van internettoegang aan achtergestelde sociale categorieën of zones.
- Dat geldt ook voor de ontwikkeling van infrastructuurwerken voor elektriciteitslevering en netwerkverbindingen.
- Schoolgebouwen en bibliotheken blijven buiten de gewone uren open zodat er 's avonds en in het weekend kan worden gesurft.
- Ter versterking van het menselijk kapitaal steunt de overheid het onderricht in ict-vaardigheden. Ze investeert daarom in de opleiding van leerkrachten in ict. Dat gebeurt ook op de werkvloer en in alle organisaties die zich richten op zwakkere sociale groepen.
4.3.2.7 Ethische financiering van ondernemingen
In deze beleidsvisie neemt de overheid maatregelen die de ontwikkeling van ethische beleggingsfondsen stimuleert. De maatregelen hebben voornamelijk een informatief en in mindere mate een aansporend karakter. Ze neemt maatregelen ter bevordering van de publieke toegang tot informatie over deze markt. Daartoe verhoogt ze de transparantie van de sociale en milieuprestaties van ondernemingen. Deze maatregelen moeten consumenten aansporen meer gebruik te maken van ethische beleggingen. De volgende maatregelen worden genomen:
Beleid
- Verbetering van de informatie over de markt voor ethische beleggingsfondsen.
- De definitie van een vrijwillig keurmerk voor ethische beleggingsproducten, gebaseerd op rigoureuze criteria en een visie op ondernemen die het voortbrengen van meerwaarde voor de aandeelhouders voorstelt.
- Het stimuleren van de deelname van ondernemingen aan een vrijwillig systeem van sociale en milieurapportering.
- De toekenning van fiscale voordelen, zoals een vermindering op de roerende voorheffing, aan houders van aandelen uit ethische beleggingsfondsen.
- Plaatsing van een deel van haar eigen middelen in ethische beleggingsfondsen.
Illustratie van de mogelijke effectenIn dit scenario stijgt langzaam het aantal ethische beleggingsfondsen. Hun aantal blijft echter te beperkt en ze zijn te erg gediversifieerd om een reële impact te kunnen uitoefenen op het gedrag van ondernemingen. Sommigen passen zeer soepele criteria toe of gebruiken slechts criteria over één component van duurzame ontwikkeling. Anderen gebruiken zeer rigoureuze economische, sociale en milieucriteria. Hun succes is ten slotte ook afhankelijk van de conjunctuur, de ijking met andere beleggingsfondsen en de bestaande wetgeving. De actoren zien in ethische beleggingsfondsen niet het unieke, zaligmakende instrument om de productiepatronen duurzamer te maken.
4.3.2.8 Sociale economie
De overheid beschouwt de sector van de sociale economie als een actieve partner in haar sociaal en economisch beleid. Hij schept immers individuele en collectieve meerwaarden en geniet daarvoor erkenning. Het is dus gerechtvaardigd dat de overheid deze sector ondersteunt.
Beleid
- De voornaamste betrachting van de overheid is het stimuleren van de tewerkstelling in de sociale economie (sociale inschakeling). Dat doet ze door ondernemingen die het statuut dragen voor bijkomende aanwervingen kortingen te geven op sociale bijdragen. Deze maatregel richt zich voornamelijk tot laaggeschoolden, ouderen en andersvaliden.
- Ze steunt vooral projecten die de ontwikkeling van buurtdiensten bevorderen die beantwoorden aan nieuwe noden van de maatschappij.
- Ze spoort ook andere privé-actoren aan om naast individuele ook collectieve meerwaarden te scheppen. Ze steunt initiatieven zoals Corporate Social Responsability (sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen).
- Ze gaat ten slotte in dialoog met de sector van de sociale economie en betrekt haar op een ad-hoc-basis bij het beleid.
De overheid stuurt ook aan op een verhoging van de efficiëntie in de sector van de sociale economie. Daarvoor zal ze investeringen in menselijk en milieukapitaal ondersteunen. Dat is onder meer het geval in de verzorgingssector, waar door een toenemende vergrijzing de uitgaven in de komende jaren sterk zullen stijgen. De investeringen moeten de efficiëntie van deze voorzieningen ten goede komen Ze zal ook de samenwerking tussen de sociale economie en andere privé-actoren in de hand werken. Deze samenwerking moet de specialisatie en het kostenefficiënt beheer in de sector van de sociale economie verhogen.
4.3.2.9 Mobiliteit en vervoer van personen
De overheid wenst in de beheersing van de mobiliteit en vervoer van personen in te grijpen op een manier die evenredig rekening houdt met de sociale, milieu- en economische risico's. Zij neemt daartoe volgende maatregelen:
Beleid
- Ze maakt nog steeds werk van een liberalisatie van de transportsector.
- Ze laat het wegennet echter niet meer groeien. Maatregelen moeten zorgen voor een verhoging van haar capaciteit.
- Ze breidt het openbaar vervoersnetwerk verder uit (bv. nieuw investeringsplan voor de nmbs).
- Ze blijft operatoren van het openbare netwerk subsidiëren zo lang niet alle externe sociale en milieukosten van het wagenvervoer zijn geïnternaliseerd.
- Ze gaat convenanten aan met bedrijven om transportplannen op te stellen en om de werknemers aan te zetten tot carpooling.
- Ze toetst de bestaande emissienormen voor wagens (Euro 4) en voor brandstoffen. Indien de emissiereducties onvoldoende blijken om de lokale luchtvervuiling voldoende te verminderen, dan zal de overheid de Europese Commissie steunen in de formulering van een strenger sectoraal akkoord.
- Ze verstrengt de geluidsnormen voor vliegtuigen en sommige types van toestellen krijgen een landingsverbod. Er komt ook een verbod op nachtvluchten.
- Ze neemt fiscale maatregelen die producenten aansporen om zuinigere wagens te produceren.
Illustratie van de mogelijke effectenDeze maatregelen moeten zorgen voor een kleinere stijging van het aantal afgelegde kilometers per persoon per jaar en een daling in het wagenpark. De hinder rond de belangrijkste verkeersaders (lucht, weg en spoor) zal hierdoor licht verminderen. Alle huishoudens hebben toegang tot een basismobiliteit tegen een redelijke prijs.
Een vermindering van de co2-uitstoot zal voornamelijk komen van een stijging in het gebruik van het openbaar vervoer. In het algemeen zal de co2-uitstoot in de transportsector echter blijven stijgen. Dat is het gevolg van een blijvende absolute stijging van het aantal afgelegde kilometers en een trend om grotere voertuigen te gebruiken.
Het Federaal Planbureau rekende met het hermes-model uit wat de effecten zouden zijn van een geleidelijke invoering tussen 2002 en 2010 van een heffing van 20,3(90) eur per ton co2 op vloeibare brandstoffen19. Uit de simulatie blijkt dat daardoor de prijs van benzine ten opzichte van het basisscenario zou stijgen met 6,1%, en de prijs van diesel met 7,3%. Dat zou slechts resulteren in zeer kleine reducties in de co2-uitstoot.
De opbrengsten uit de heffing worden op twee manieren gerecycleerd:
- Een 100%-terugbetaling via de verlaging van de socialezekerheidsbijdragen van werkgevers en werknemers20.
- Een 60%-terugbetaling via dezelfde socialezekerheidsbijdragen en 40% voor extra investering in openbaar vervoer.
De macro-economische effecten van beide scenario's verschillen slechts marginaal van elkaar. Het bnp stijgt meer in het investeringsscenario (+0,05%) dan in het scenario met 100%-terugbetaling (+0,01%). Het omgekeerde is het geval inzake werkgelegenheid, met respectievelijk +0,03 en +0,04%.
Beide resulteren in een equivalente reductie in finaal energiegebruik (-0,28%) en in de co2-uitstoot (-0,9%). De uitstootvermindering is het grootst in de transportsector, waar emissies 3,48% lager liggen dan in het scenario zonder maatregelen.
4.3.2.10 Tabaksconsumptie
De overheid tracht het gebruik van tabak te verminderen en de niet-rokers te beschermen tegen de negatieve effecten van passief roken.
Beleid
- Ze verbiedt een aantal additieven in tabak om de gezondheidsrisico's van roken te verminderen.
- Ze neemt maatregelen die de reclame voor tabaksproducten inperken.
- Ook voert ze een actief informatie- en bewustmakingsbeleid (vooral gericht op mensen met lagere inkomens) en een sterk ontradend fiscaal beleid.
- Ze pakt smokkel van tabakswaar harder aan.
- Ze ziet strenger toe op het rookverbod in openbare plaatsen en op de inrichting van niet-rokerszones in horecazaken.
- Ze houdt ook toezicht op de informatie die sigarettenproducenten verspreiden.
- Om mensen te helpen bij de ontwenning van hun tabaksverslaving, subsidieert de overheid afkickmethoden voor mensen met lage inkomens.
- Ze steunt ook actief het onderzoek naar nieuwe afkickmethoden.
- Hulp aan ontwikkelingslanden concentreert zich op de overdracht van kennis en capaciteitsopbouw voor ziekenzorg, alsook bewustmaking van de bevolking van de schadelijke gevolgen van het roken.
4.3.3 Scenario voor de beleidsvisie "omvormen"
In deze beleidsvisie doet de overheid pogingen om de externe sociale en milieukosten van economische activiteiten te internaliseren. De sociale en milieudoelstellingen zijn daardoor strenger geformuleerd dan in de beleidsvisie "beheren".
De overheid onderwerpt de voortzetting van groei van het bruto binnenlands product een aantal sociale en ecologische korte-, middellange- en langetermijndoelstellingen. Dat gebeurt via goed gedefinieerde en regelmatig opgevolgde indicatoren. Ze geeft zichzelf ook de middelen om deze sociale en milieudoelstellingen te realiseren. De maatregelen hiervoor neemt ze in overleg met de sociale gesprekspartners.
De effectiviteit van maatregelen primeert, desnoods ten koste van hun efficiëntie21. De overheid deinst er ook niet voor terug om maatregelen te nemen die slechts op langere termijn leiden tot sociale en milieuverbeteringen. Ze investeert massaal in openbare diensten die actoren milieuvriendelijke alternatieven aanreiken voor de bestaande functies die de economische kapitaalvoorraad moet voortbrengen (zoals openbaar vervoer).
De overheid voert een preventief beleid tegen armoede en sociale uitsluiting. Dat gebeurt onder meer via: financiële overdrachten, investeringen in de democratisering en de kwaliteit van het onderwijs, opleidingsprogramma's voor werkzoekenden, de opbouw van een sterk socialezekerheidsstelsel en de bescherming van arbeidsrechten.
Ontwikkelingshulp steunt op projecten die voornamelijk gebaseerd zijn op de inzet van lokale technologieën en het bevredigen van lokale behoeften. In afwezigheid van internationale afspraken neemt de overheid unilaterale maatregelen voor de bescherming van de menselijke en de milieukapitaalvoorraden.
4.3.3.1 Productiestrategieën van ondernemingen
Samen met de gewesten en in samenspraak met het maatschappelijke middenveld, ontwikkelt de federale overheid een ambitieus nationaal geïntegreerd productbeleid. Het berust op een algemene benadering waarbij producten de bril zijn waardoor het hele milieubeleid bekeken wordt22. Het doet daarvoor een beroep op een geheel van instrumenten en maatregelen. Daarvan volgen hier enkele voorbeelden.
Beleid voor het stimuleren van een sufficiency strategy
- Specifieke hulp aan kmo's die zich willen toespitsen op een sufficiency strategy.
- Aanmoediging voor innovaties die zich toeleggen op het concept van sufficiency strategy en een vermindering toelaten van het volume dat geproduceerd wordt.
- Ontwikkeling en investering in infrastructuur die gunstig is voor de ontwikkeling van het concept van sufficiency strategy.
- Verspreiding van goede werkwijzen om gebruikersdiensten te ontwikkelen.
- Definitie en toepassing van richtlijnen over het ecodesign.
- Organisatie van opleidingen voor de beroepsbevolking om ze beter aansluiting te laten vinden bij de kwalificatievereisten van de nieuwe arbeidsmarkt.
- Aangezien een sufficiency strategy omvangrijke veranderingen in de consumptie- en productiepatronen vereist, roept de overheid structuren in het leven die een integratie toelaten van de kennis van de natuurwetenschappen en de exacte wetenschappen. Dat moet de ontwikkeling van nieuwe technologieën ten goede komen23. Concreet moeten deze technologieën bijdragen tot: sufficiency strategy, optimalisatie van productieprocessen, vermindering van de schadelijke effecten van de levenscyclus van producten, integratie van milieucriteria bij het ontwerp van producten en vermindering van afval. Verder moeten ze ook de ontwikkeling van gesloten productiecycli stimuleren, net als de optimalisatie van materiaal- en energiestromen, uitbreiding van de functionaliteit van producten, terugname en hergebruik van afval enzovoort.
Beleid voor het stimuleren van de sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen
- Invoegen van sociale en milieuclausules in openbare aanbestedingen.
- Ontwikkeling van een verplicht systeem van sociale en milieurapportering die bijgevoegd moet worden aan de jaarlijkse economische rapportering van ondernemingen.
- Invoering van een sociaal label en een milieukeur die de sociale en milieuvoorwaarden reglementeren waarin producten gemaakt moeten worden, vergezeld van een strikt controle- en certificatiesysteem.
- Verhoogde fiscaliteit op vervuilende activiteiten en het gebruik van natuurlijke grondstoffen, en verminderde fiscaliteit op producten conform aan bepaalde sociale en milieuvereisten (bv. producten met een keurmerk).
Beleid voor het verbeteren van informatie over producten en productieprocessen
- Definitie van een serie indicatoren die toelaten de voortgang op te volgen, zowel op micro- als macroniveau.
- Opzetten van een gegevensbank met informatie over de levenscyclus van producten.
- Centralisatie van de informatie voor ondernemingen die de milieudruk en gezondheidseffecten van hun productie wensen te drukken.
Beleid voor het stimuleren van een proces van normering dat bijdraagt tot een duurzame ontwikkeling
- Erop toezien dat de Europese productnormen milieucriteria bevatten.
- Een verbod op een serie gevaarlijke producten.
- Aandachtig bestuderen van de mogelijkheden die de wetgeving inzake de nieuwe aanpak24 biedt voor het stimuleren van het ontwerpen van producten die gunstig zijn voor een duurzame ontwikkeling.
- Samen met de bedrijfswereld strengere normen ontwikkelen en erop toezien dat alle betrokkenen, inclusief de consumentenverenigingen en de overheidsdiensten voor het leefmilieu, zich toeleggen op het werk inzake normering.
Dit alles moet zorgen voor een absolute ontkoppeling van economische groei en degradatie van het leefmilieu. De overheid volgt van nabij de effecten van de toepassing van nieuwe productiestrategieën op de kwantiteit en kwaliteit van de werkgelegenheid, de veiligheid op de werkplaats en de gevolgen voor ontwikkelingslanden. Het geïntegreerde productbeleid maakt deel uit van de prioriteiten van de overheid en er wordt uitgebreid over gecommuniceerd.
4.3.3.2 Visvangst en biologische diversiteit in zee
De technologische vooruitgang in de visserijsector zorgt voor een verhoging van de efficiëntie. Hierdoor verhoogt het gevaar voor een uitputting van de visvoorraden. De overheid neemt daarom regulerende maatregelen die een beperking opleggen aan de toegang tot de visbestanden en leiden tot een internalisatie van de externe kosten.
Beleid
- Dat gebeurt door de afschaffing van subsidies en het betaalbaar maken van de toegang tot de visbestanden. Deze maatregelen moeten ervoor zorgen dat met de langetermijneffecten van de huidige vispraktijken beter rekening wordt gehouden.
- Om problemen van onrechtmatige concurrentie te vermijden, worden de visbestanden bij voorkeur gezamenlijk en gecoördineerd beheerd op het niveau van het geheel van het oceanische systeem. Wanneer dit niet mogelijk is, pleit België er bij de eu voor deze hervormingen desnoods eenzijdig door te voeren.
- Absolute beperkingen op de toegang tot de visbestanden worden ook ingevoerd afhankelijk van de specificiteit van de levenscyclus van de verscheidene soorten (moratorium, paaigebieden enz.).
- De overheid moedigt ook de aquacultuur aan.
- Ten slotte houdt de overheid bij de onderhandeling van internationale visserijakkoorden ook rekening met de gevolgen voor de economieën en de visbestanden van de gastlanden.
4.3.3.3 Het gebruik van genetische gewijzigde planten
Bij het gebruik van genetische gewijzigde planten past de overheid het voorzorgsbeginsel strikt toe.
Beleid
- Iedere toestemming voor het uittesten, in cultuur of op de markt brengen van genetisch gewijzigde planten hangt af van een voorafgaande goedkeuringsprocedure. Die evalueert zowel de socio-economische als de milieueffecten en de ethische vragen. In deze procedure is een belangrijke rol weggelegd voor het overleg tussen en toezicht door alle betrokken partijen: consumenten, milieubeweging, landbouwfederaties, organisaties voor ontwikkelingssamenwerking enzovoort. Een vergunning zal slechts worden geleverd wanneer de kosten van de potentiële risico's geheel geïntegreerd zijn in het project. Hiervoor moet de onderneming of het orgaan dat instaat voor de tests of het in de handel brengen van de genetisch gewijzigde planten kunnen aantonen dat het zowel organisatorisch als financieel garant kan staan voor de opvang van eventuele problemen.
- De overheid stimuleert het openbaar wetenschappelijk onderzoek in deze materie, maar het is onderhevig aan dezelfde beperkende maatregelen als de private sector.
- De intellectuele eigendom biedt slechts gedeeltelijk bescherming voor de investeringen die gedaan zijn in de uitvindingen. De ontdekking van bestaande genen kunnen niet gepatenteerd worden, evenmin als methoden voor het in cultuur brengen van nieuwe gewassen.
4.3.3.4 Energieproductie en -consumptie
De overheid maakt een analyse van de energiebehoeften van consumenten. Op basis hiervan kan ze maatregelen nemen die sommige energiefuncties overbodig maken. Zo kunnen alternatieve bouwtechnieken het gebruik van airconditioning overbodig maken. De verminderde vraag naar airconditioners en de verhoogde vraag naar isolatiematerialen en zonneboilers zou een verandering in de economische structuur tot gevolg hebben.
In het klimaatbeleid neemt de overheid zich voor om alle voorziene emissiereducties binnen België te realiseren. Dat zou op korte termijn tot hogere emissiereductiekosten kunnen leiden dan wanneer deels een beroep wordt gedaan op internationaal verhandelbare emissierechten. Op termijn zou echter de stimulans die hiervan uitgaat voor de ontwikkeling van nieuwe technologieen voordelig kunnen zijn. België zal dan immers beter voorbereid zijn op nog strengere toekomstige emissiereducties. De nieuwe technologieën zullen bovendien op dat ogenblik erg begeerd zijn in andere landen. Ten slotte zal tijdens de Kyoto budgetperiode25 (2008-2012) de productie en consumptie efficiënter gebeuren, zodat de energiefactuur van consumenten en ondernemingen daalt. De overheid neemt daarom de volgende maatregelen:
Beleid
- Na consultatie van het maatschappelijke middenveld, komt er een heffing op de energiegerelateerde co2-uitstoot. Een deel van de opbrengst wordt gerecycleerd via de vermindering van socialezekerheidsbijdragen van werkgevers en werknemers. Een ander deel wordt geïnvesteerd in energie-efficiëntie en in de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen.
- Voor het terugdringen van de andere broeikasgassen (n2o, ch4, hfc's, pfc's en sf6) worden voornamelijk niet-fiscale maatregelen getroffen.
- Koolstofcaptatie via de aanplanting van bomen en een beter beheer van landbouwgronden gebruikt de overheid niet. Er bestaat immers te veel wetenschappelijke onzekerheid over hun effectiviteit (onzekerheid over het blijvend karakter van de koolstofopslag en over de hoeveelheden die worden opgeslagen).
- De overheid ontwikkelt ook een zeer actief beleid ter ondersteuning van hernieuwbare energiebronnen. Ze stimuleert het wetenschappelijk onderzoek in deze materie en privé-investeringen in de opbouw van productiecapaciteiten voor hernieuwbare energie.
- De sluiting van de nucleaire centrales na een nuttige levensduur van 40 jaar blijft behouden.
Op het niveau van de vraag introduceert de overheid gedifferentieerde heffingen op basis van de levenscyclus van producten. Dat bevoordeelt de consumptie van goederen die dezelfde functies voortbrengen met minder energieconsumptie.
Illustratie van de mogelijke effectenDe Europese Commissie berekende met het energiemodel primes wat de marginale en totale kosten zouden zijn indien België de door haar in het kader van het Kyotoprotocol overeengekomen emissiedoelstelling eigenhandig zou willen realiseren26.
- Gebeurt dit via een efficiënte heffing op energiegerelateerde co2-emissies, dan moet deze 89,3(99) eur per ton bedragen. De totale jaarlijks emissiereductiekosten zouden dan voor België 962,7(99) miljoen eur bedragen.
- Dat zou resulteren in emissiereducties van 24,1 Mt co2 ten opzichte van een beleid zonder maatregelen. De grootste reductie zouden voortkomen uit de energiesector (-25,8%) en de energie-intensieve industrie (-25,6%).
Het is belangrijk dat de nationale maatregelen efficiënt zijn. Een lineaire reductie in alle sectoren zou volgens de berekeningen van de Commissie immers leiden tot marginale emissiereductiekosten van 219,4(99) eur per ton co2. Totale emissiereductiekosten zouden oplopen tot 2 410,4(99) miljoen eur.
4.3.3.5 Gezondheid op het werk
In deze beleidsvisie staat de overheid garant voor de bewaking van de gezondheid van werknemers en consumenten. Zij neemt hiervoor de volgende maatregelen:
Beleid
- Ze ontwerpt een systeem van veiligheids- en gezondheidsnormen dat de hoogste bescherming biedt aan werknemers.
- De productie en verkoop van goederen en diensten met een te hoog gezondheidsrisico tijdens hun productieproces worden verbannen.
- Voor onontbeerlijke producten worden zeer strenge normen opgesteld om werknemers te beschermen (verluchting, beschermende kledij enz.) en steunt de overheid actief het onderzoek naar alternatieven.
- Ze zorgt voor een waterdicht systeem van bewaking, rapportering en controle op deze normen.
- Voor de overblijvende beroepsziekten stelt de overheid ondernemingen volledig financieel verantwoordelijk.
- Ze spoort ondernemingen aan om preventief op te treden. Dat zullen ze doen zo lang preventieve maatregelen goedkoper zijn dan het betalen van de bijdragen voor verzorging van de beroepsziekten. Ondernemingen zullen in de mate van het mogelijke de internalisatie van de gezondheidskosten doorrekenen aan hun klanten.
- Ten slotte ondersteunt de overheid in haar beleid inzake ontwikkelingssamenwerking de opbouw van medische voorzieningen en systemen voor sociale bijstand die de gevolgen van blootstelling aan gezondheidsrisico's kunnen opvangen.
4.3.3.6 Gebruik van informatie- en communicatietechnologieën
Het wegwerken van de digitale kloof maakt in deze visie inherent deel uit van het beleid ter uitbanning van armoede en sociale uitsluiting. De maatregelen van de beleidsvisie "beheren" worden hier overgenomen, maar aangevuld met specifieke maatregelen voor de ontwikkeling van ict-producten waarvan de inhoud beantwoordt aan de behoeften van specifieke doelgroepen.
Beleid
- De overheid ondersteunt partnerschappen en neemt eigen initiatieven om deze ict-producten te ontwikkelen. Het betreft onder meer het ondersteunen van de ontwikkeling en verspreiding van eenvoudige en goedkope ict-producten, aangepast aan de specifieke noden van de gebruiker. Zo wordt een deel van de ict-markt gericht op het bevredigen van de noden van de meest behoeftigen.
- Ze legt ook strenge energie-efficiëntienormen op waar nieuwe ict-toepassingen aan moeten voldoen.
- In deze beleidsvisie speelt ict ten slotte een belangrijke rol als instrument in het beleid inzake ontwikkelingssamenwerking. Dat vereist een nauwe samenwerking tussen dat beleid enerzijds en het beleid gericht op het dichten van de digitale kloof anderzijds. Bijgevolg legt de visie omvormen een groot belang op de coördinatie tussen beiden.
4.3.3.7 Ethische financiering van ondernemingen
De overheid ontwikkelt zeer strenge criteria voor ethische beleggingsfondsen. Ze is overtuigd van de bijdrage die de markt voor ethische beleggingen kan leveren aan het duurzamer maken van de bestaande productiegewoonten. Zij hebben onder meer een belangrijke rol in de verzameling van fondsen voor de financiering van grootschalige projecten die de maatschappij oriënteren in de richting van een duurzame ontwikkeling. Zij is daarom bereid een aantal uitgaven te doen voor de ondersteuning van hun ontwikkeling en neemt de volgende maatregelen:
Beleid
- Een betere verspreiding van informatie over deze beleggingsvormen.
- De ontwikkeling van een vrijwillig label voor ethische beleggingsproducten, gebaseerd op criteria die voldoende streng zijn om echt bij te dragen tot een duurzame ontwikkeling. De keuze van deze criteria gebeurt via een publiek debat, zodat beter rekening gehouden kan worden met de doelstellingen en drijfveren van de verschillende betrokkenen.
- Een belastingvermindering op beleggingsfondsen die beschikken over een ethisch label dat is toegekend door de overheid (bv. verlaging van de roerende voorheffing).
- De ontwikkeling van een verplicht systeem van sociale en van milieurapportering voor ondernemingen.
- Een strengere wetgeving inzake het plaatsen van kapitaal van pensioenfondsen: de nieuwe wet zou een minimumpercentage opleggen dat moet belegd worden in ethische fondsen. Dat moet bij voorkeur gebeuren in fondsen die het officiële keurmerk van de overheid dragen.
- Investering van staatstegoeden in ethische fondsen. De overheid zet voor zichzelf een doelstelling om tegen 2025 het grootste deel van haar beleggingen te plaatsen in ethische beleggingsfondsen.
- De overheid stelt zich garant voor investeringsprojecten die de sociale ende milieuontwikkeling ten goede komen. Dat doet ze door een fiscaal voordeel toe te kennen aan kapitaal geïnvesteerd in deze projecten27. De fiscale aftrek zou zowel de houder van de aandelen ten goede komen via een lagere roerende voorheffing, als de ondernemingen die investeren, via een vermindering op de sociale bijdragen.
- De overheid moedigt de Europese en internationale coördinatie aan van de toekenningsvoorwaarden, rapportageregels en controle inzake maatschappelijke verantwoordelijkheid van bedrijven. Op die manier wil ze zorg dragen voor gelijke concurrentievoorwaarden.
- De overheid introduceert milieucriteria die bedrijven die een investeringskrediet aanvragen moeten respecteren. Dat gebeurt overeenkomstig de regels voor het toekennen van milieuvergunningen.
- Tot slot staat de overheid ook garant voor een aantal solidaire producten.
Illustratie van de mogelijke effectenDoor de maatregelen van de overheid en de belangstelling van de actoren, krijgen op termijn de meerderheid van de beleggingsfondsen op de kapitaalmarkten een ethisch label. Zij doen dienst als hefboom voor de oriëntatie van de productiemethoden van ondernemingen. De ethische fondsen baseren zich op strenge sociale, milieu- en economische criteria voor de keuze van hun beleggingsstrategieën en worden regelmatig gecontroleerd op het naleven van deze criteria. Die ontwikkeling is een gevolg van de wil van de gezamenlijke actoren om prioritair aandacht te schenken aan de sociale en milieugevolgen van productie en consumptie.
4.3.3.8 Sociale economie
De overheid ziet in de sociale economie een broedplaats voor een ruimere maatschappijverandering en wil ze daarom expliciet steun verlenen. Ze ziet de sociale economie niet meer enkel als instrument voor de integratie van sociaal achtergestelden in het arbeidsproces. De betrachting is om naast de symptomen ook de oorzaken van de sociale uitsluiting te bestrijden. De waarden en normen die de sociale economie nastreeft moeten dan ook ingang vinden bij andere economische actoren.
Ze ontwikkelt instrumenten en geeft financiële steun aan de sociale economie zodat zij zich nationaal en ook internationaal kan organiseren en verder ontwikkelen. Zo worden specifieke bank- en kredietinstellingen de financiële arm van de sector. Hulploketten moeten steun verlenen aan het omzetten en beheren van nieuwe initiatieven in de sociale economie. Steunprogramma's aan de opbouw van de sociale economie in ontwikkelingslanden worden uitgebreid.
Beleid
- Ze koppelt haar beleid inzake sociale economie aan dat van het overbruggen van de digitale kloof (zie 4.3.3.6) en maatregelen voor het internaliseren van sociale en milieuexternaliteiten in andere sectoren. Via deze maatregelen vinden de uitgangspunten van de sociale sector ingang in de gewone bedrijfsvoering.
- Ze verplicht ten slotte ondernemingen die actief zijn in de sociale economie zowel sociale als milieumeerwaarde te scheppen.
- Op federaal niveau komt er een permanente adviesraad voor de sector van de sociale economie.
4.3.3.9 Mobiliteit en vervoer van personen
De vrijmaking van de transportsector geniet in deze beleidsvisie geen prioriteit. De belangrijkste doelstelling bestaat erin het aantal gemotoriseerde verplaatsingen terug te dringen. De overheid neemt daarom de volgende maatregelen:
Beleid
- De overheid zal gemotoriseerde verplaatsingen nog zwaarder belasten. Er komt een heffing (op brandstoffen) per afgelegde kilometer waarvan het niveau overeenkomt met een wenselijk niveau van verplaatsingen.
- Maatregelen voor de heraanleg van het wegennet verhogen de tijd die nodig is om met de eigen wagen ergens te komen. Dat kan gaan om de invoering van snelheidsbeperkingen, een vermindering van het aantal rijvakken, de aanleg van verkeersdrempels enzovoort. Het omgekeerde gebeurt voor het openbaar vervoer.
- Organisaties die diensten leveren voor het beheer van wagens in gemeenschappelijk bezit (autodelen) krijgen steun.
- Gezinnen die het meeste last hebben van geluidshinder veroorzaakt door transport, krijgen een subsidie van de overheid om zich te beschermen tegen deze overlast. Die sommen komen uit een fonds dat wordt gespijsd met een heffing op deze overlast.
- Het openbaar vervoersnet wordt verder uitgebreid om een deel van de verschuiving tussen vervoersmodi (modal shift) die zal ontstaan op te vangen28. De prijzen van het openbaar vervoer worden laag gehouden zodat iedereen er toegang toe zou hebben. De nadruk ligt bij de voorziening van lokale verplaatsingen.
- De toereikendheid van de bestaande Euro-4-normen voor voertuigen wordt getoetst aan de doelstellingen voor het terugdringen van de emissies van broeikasgassen en ozonvoorbereidende gassen. Dat gebeurt ook voor de normen voor de samenstelling van brandstoffen.
- Ten slotte krijgt het vliegverkeer strengere geluidsnormen opgelegd. Vliegtuigen die hier niet aan voldoen krijgen een landingsverbod. De overheid vaardigt een verbod uit op nachtvluchten. Er wordt bij de Europese Commissie aangedrongen op het indienen van een reglementering voor het belasten van vliegtuigbrandstof.
Illustratie van de mogelijke effectenGezien de gevolgen voor het gezinsbudget en dat van ondernemingen, zullen de maatregelen het jaarlijks aantal afgelegde kilometers per persoon met de wagen doen dalen, net zoals de verkoop van wagens. Dat zal de inkomsten van de overheid beïnvloeden, maar in welke richting is onzeker. Het aantal factoren dat een rol zal spelen is namelijk erg groot: daling van de socialezekerheidskosten door minder ongevallen, verhoging van de fiscale inkomsten door de hogere heffingen. Daar staat tegenover een maar verlaging van de inkomsten door een vermindering in de consumptie van brandstoffen en minder verkochte wagens, investeringen in openbaar vervoer, enzovoort.
Ten slotte zal de bebouwing meer geconcentreerd worden en zal de overlast door lawaaihinder langs verkeersaders (vliegroutes, spoorwegen en autowegen) afnemen.
4.3.3.10 Tabaksconsumptie
In deze beleidsvisie wil de overheid het tabaksgebruik geleidelijk uitbannen en in afwachting de niet-rokers zo goed mogelijk beschermen. Dat zet haar aan de volgende maatregelen te nemen:
Beleid
- Reclame voor tabaksproducten wordt geheel verboden. Informatie- en bewustmakingscampagnes moeten op termijn zorgen dat roken sociaal gezien onaanvaardbaar wordt. Die campagnes worden eerst gericht op de meest kwetsbare groepen, zoals jongeren en zwangere vrouwen. Ze worden samen georganiseerd met internationale organisaties (who en eu) en de andere Belgische overheden.
- In gemeenten en bedrijven ondersteunt de overheid de oprichting van zelfhulpgroepen om te stoppen met roken.
- Heffingen op tabaksproducten verhogen om jongeren ervan te weerhouden te beginnen met roken. Zij bekostigen ook de kosten van de campagnes en een deel van de kosten voor de sociale zekerheid veroorzaakt door het roken. Parallel met deze belastingsverhoging wordt de zwarte markt harder aangepakt.
- De overheid helpt sigarettenproducenten bij hun omschakeling naar andere producten. De hulp aan ontwikkelingslanden wordt opgevoerd om landbouwers te helpen bij de overschakeling op alternatieve gewassen en om preventiecampagnes op te zetten die het roken afraden.
- De samenstelling van sigaretten en de grootte van pakjes worden streng gereglementeerd. De overheid draagt bij tot de financiering van het onderzoek naar betere afkicktechnieken en de behandeling van ziekten veroorzaakt door het roken.
- In de onderhandelingen over internationale handel steunt de overheid landen die een verbod wensen in te stellen op de invoer van sigaretten.
Deze maatregelen moeten er op termijn voor zorgen dat het aantal rokers in geëndustrialiseerde landen drastisch vermindert, vooral bij de economisch achtergestelde groepen in de samenleving. Op wereldniveau moeten de maatregelen vermijden dat ontwikkelingslanden binnen enkele jaren worden geconfronteerd met hogere ziektekosten en sterftecijfers veroorzaakt door de stijging in het tabaksgebruik.
Illustratie van de mogelijke effectenSommige Europese landen hebben al een volledig verbod op tabaksreclame ingevoerd29:
- Noorwegen (in 1975) vermindering met 9% van het aantal rokers en 26% minder consumptie van sigatretten tussen 1975 en 1996.
- Finland (in 1977): 37% minder consumptie tussen 1977 en 1996 (maatregel was gekoppeld aan een bewustmakingscampagne).
- Frankrijk (in 1991): 7% minder rokers en 14% minder consumptie tussen 1992 en 1996.
4.3.4 Situering van de gevalsstudies in de beleidsvisies
Het doel van dit deel van het rapport is niet om tot specifieke aanbevelingen te komen over de meest wenselijke wereldvisie en beleidsvisie. Het zou zich hiermee in de plaats stellen van de beleidsverantwoordelijken en het maatschappelijke middenveld. Het kan echter wel anderen op weg helpen om de adequaatheid van het werkelijke beleid te beoordelen.
Beleidvoerders en leden van het maatschappelijke middenveld kunnen hun eigen interpretatie maken van de ernst van de evolutie in de problematieken - beschreven in deel 2 van dit rapport. Daarmee kunnen ze zich uitspreken over de meest wenselijke wereldvisie en de te volgen beleidsvisie. Zij kunnen die vervolgens vergelijken met het gevoerde beleid, zoals beschreven in deel 3. Op basis hiervan kunnen ze zich uitspreken over de wenselijkheid om het bestaande beleid bij te sturen.
Het rapport geeft hiertoe een aanzet door het gevoerde beleid te situeren binnen de drie beleidsvisies. Plaats en tijdsgebrek dwingen echter tot een keuze uit de te situeren maatregelen. Er wordt hier dan ook slechts één maatregel besproken ter illustratie van iedere problematiek. Dat is voor elke problematiek dezelfde als in de gevalsstudie uit deel 3. De oefening kan echter worden herhaald voor de vele individuele beleidsmaatregelen en het geheel van beleidsdocumenten die de regering in het verleden heeft opgesteld.
Deze oefening vormt een aanvulling op de evaluatie die werd gemaakt van de gevalsstudies in deel 3. Die ging na in welke mate er bij de gevalsstudies rekening werd gehouden met de toepassing van de vijf beginselen van duurzame ontwikkeling uit deel 1. De oefening die hier wordt gemaakt plaatst vervolgens deze gevalsstudies telkens binnen één van de drie beleidsvisies. Zij verschillen precies van elkaar in de mate waarin er rekening wordt gehouden met dezelfde vijf beginselen.
Het resultaat van deze vergelijking situeert acht van de tien30 onderzochte gevalsstudies binnen een beheersvisie: voorbereiding van een geïntegreerd productbeleid, dialoog over de sociale economie, verhandelbare groenestroomcertificaten, afbakening van beschermde zeegebieden, informatie over risico's van stoffen en preparaten voor werknemers, fiscale maatregelen voor een schoner verkeer, publieke toegang tot het internet, en ten slotte reglementering van de verspreiding van ggp's. Slechts één van de maatregelen valt onder te brengen in de categorie "omvormen": verbod op tabaksreclame. Geen enkel van de onderzochte gevalsstudies blijkt thuis te horen in de beleidsvisie "benutten". Het label voor een sociaal verantwoorde productie kan ten slotte zowel binnen de tweede als de derde beleidsvisie worden gesitueerd. Het verschil zit hem in de bijkomende maatregelen die worden genomen: enkel in de omvormingsvisie kunnen ondernemingen genieten van een fiscale stimulans voor deelname aan het sociale label.
Twee redenen kunnen worden aangehaald die verklaren waarom het merendeel van de gevalsstudies zich situeert binnen de beheersvisie:
- Het rapport ontwikkelde slechts drie beleidsvisies. Zoals gezegd in 4.1.2.2, is het echter mogelijk dat aantal uit te breiden door ook andere combinaties van economische, sociale en milieurisicopercepties te beschouwen. Een aantal gevalsstudies zijn daarom moeilijker in overeenstemming te brengen met de inhoud van één van de drie uitgewerkte beleidsvisies. Zodra zij elementen bevatten die in strijd zijn met een benutten- of omvormingsvisie, vallen zij bijna vanzelf onder een beheersvisie.
- De weg die een maatregel aflegt door de politieke besluitvorming is erg lang. Onderweg is zij onderhevig aan het machtsspel tussen groepen met tegenstrijdige belangen en beleidsvisies. De zoektocht naar een compromis leidt vaak tot een maatregel die het best kan worden gekenmerkt door een beheersvisie.
De paragrafen hieronder geven voor iedere gevalsstudie aan met welke argumenten zij werden gesitueerd onder de respectievelijke beleidsvisies.
4.3.4.1 Gevalsstudies binnen de beleidsvisie "beheren"
De indicatoren verzameld in 2.4.2 laten zien dat over het algemeen een groot aantal bedrijven rekening houdt met de milieugevolgen van hun productie. Een geïntegreerd productbeleid kan deze evolutie versterken. De overheid werkt aan een federaal plan voor een geïntegreerd productbeleid. Over de inhoud is op het ogenblik van schrijven niet alles bekend. Maar omdat er sprake is van een federaal en niet van een nationaal plan, kan hieruit worden afgeleid dat de overheid een beheersvisie voorstaat. Het uitblijven van bijkomende budgetten voor de voorbereiding van dit plan doet ook vermoeden dat de regering dit niet ziet als de hoeksteen van het duurzaam productiebeleid.
De indicatoren in 2.4.3 geven de evolutie weer van de plaats van de sociale economie in België. Die kende de afgelopen zes jaar een continue stijging, zowel in aantal ondernemingen als in hoeveelheid tewerkgestelden. De overheid erkent het nut van deze sector. Dat bewijst ze door de aanstelling van een minister verantwoordelijk voor deze materie en de start van een dialoog over de toekomst van de sector. Een wetsvoorstel voor de invoering van een label voor sociaal verantwoorde productie is hier ook illustratief. Op basis hiervan kan worden gesteld dat de overheid een beheersvisie aanhoudt. De overheid gaat met dit initiatief verder dan een zuivere informatie en voorlichting, maar heeft niet te kennen gegeven de vrijwillige praktijken uit de sociale economie verplicht te willen maken.
Het voornemen van de overheid om een systeem te ontwikkelen voor verhandelbare groenestroomcertificaten draagt bij tot de ontwikkeling van alternatieve energiebronnen tegen minimale kosten. Het situeert zich dan ook in een beheersvisie.
De uitvoering van de wet ter bescherming van het mariene milieu in de zeegebieden onder de Belgische rechtsbevoegdheid laat op zich wachten. Na enkele consultatierondes besliste de bevoegde staatssecretaris de afbakening van beschermde zeegebieden wetenschappelijk beter te bestuderen. De consultatierondes en de vraag naar meer wetenschappelijke staving wijzen erop dat gezocht wordt naar evenredigheid in de zorg voor de natuur enerzijds en de lokale sociale en economische belangen anderzijds. Dat duidt erop dat opnieuw een beheersbenadering centraal staat.
Dezelfde conclusie volgt ook uit de analyse van de wet die de informatie over werknemersrisico's van stoffen en preparaten regelt. Naast een verplichting om informatie te verstrekken aan werkgevers voorziet de wet immers ook de mogelijkheid om producten te verbieden. De verplichting tot verspreiding van informatie over deze producten is echter enkel gericht tot werkgevers. Bovendien zijn geen extra middelen uitgetrokken voor controle door de Technische Inspectie. Beide elementen wijzen op een afweging tussen sociale bescherming enerzijds en administratieve kosten anderzijds.
De fiscale maatregelen voor een schoner verkeer spitsen zich toe op het woon-werkverkeer in de personenbelasting, een premie voor de installatie van lpg-installaties en een verhoging van accijnzen op zwavelhoudende brandstoffen. Wagens die voldoen aan de Euro 4-norm genieten van een verlaging van de belasting op de in verkeerstelling, en de jaarlijkse verkeersbelasting wordt hervormd. Die maatregelen wijzen op een voluntaristisch beleid inzake milieubescherming, maar zijn onvoldoende om de druk van het verkeer op het milieu en de gezondheid op korte termijn sterk te verminderen. Opnieuw lijkt de overheid hiermee een beheerskoers gevolgd te hebben.
Indicatorfiche 2.2.7 duidt aan dat de verspreiding van ict de afgelopen jaren een continue, zij het ongelijke verspreiding kende. Voornamelijk het actieplan e-Europe stuurt het overheidsbeleid. De verhoging van de publieke toegang tot het internet is één van de maatregelen die passen in dit actieplan. De overheidsinspanningen inzake publieke toegang tot het internet zijn aanzienlijk, maar sturen niet actief de vorm en inhoud van software zodat die de digitale kloof helpt dichten.
De reglementering van de verspreiding van genetisch gemodificeerde organismen, kan ten slotte ook worden gesitueerd in de beheersvisie. Er is immers vooraf een akkoord nodig van een adviesorgaan iedere keer een ondernemer wil beginnen met het testen en commercialiseren van genetisch gemodificeerde organismen. Het hoort niet thuis in een tranformatievisie omdat het adviesorgaan enkel is samengesteld uit vertegenwoordigers van de regeringen en niet van de maatschappelijke actoren.
4.3.4.2 Gevalsstudie binnen de beleidsvisie "omvormen"
België loopt met haar wet op het verbod op tabaksreclame voor op Europese wetgeving in deze materie. Het totale verbod op tabaksreclame wijst erop dat de federale overheid het niet duldt dat een afweging zou worden gemaakt tussen volksgezondheid enerzijds en lokale sociale en economische belangen anderzijds.
1De nieuwe aanpak op het gebied van technische harmonisatie concentreert de technische harmonisatie van de wetgeving in de eu op de goedkeuring van essentiële beschermingseisen van eu-richtlijnen. Producten moeten daarmee overeenstemmen om een hoog veiligheidsniveau te garanderen en om vrij in de eu en de eer te kunnen circuleren. Elke nieuwe aanpak-richtlijn heeft betrekking op een grote familie van producten (machines, producten uit de bouw, speelgoed, verpakking enz.) of op "horizontale risico's" (bv. elektromagnetische compatibiliteit). De nieuwe aanpak in de technische harmonisatie erkent het belang van standaardnormen als garantie voor de kwaliteit van de essentiële veiligheidseisen die in de richtlijnen zijn vastgesteld. Deze normen zijn niet verplicht (tenzij het om essentiële eisen gaat) en blijven dus vrijwillig, maar producten die volgens deze normen worden gemaakt, worden geacht conform de essentiële eisen van de richtlijnen te zijn. Zie http://europa.eu.int/business/nl/topics/standards/index.html.
2oecd (1997). Environmental taxes and green tax reform, oecd Publications, Parijs.
3Albrecht, J. (1998). Environmental Consumer Subsidies and Potential Reductions of co2 Emissions. Working Paper 98/59, 10/1998. Universiteit Gent - ceem.
4iea (1999). Energy Policies of iea Countries - 1999 Review, iea, Parijs.
5Porter G. (1998). Fisheries subsidies, overfishing and trade, Sustainable Development Networking Programme, Washington d.c.
6Courcelle C. & Gusbin D. (2001) Energievooruitzichten 2000-2020 - Verkennende scenario's voor België, Planning Paper 88 fpb, Brussel.
7Voor een bespreking van de andere hypothesen die werden aangehouden verwijzen we naar het bovengenoemde rapport.
8"toe" staat voor "ton olie equivalent". Dat is een eenheid om een hoeveelheid energie uit te drukken. 1 toe wordt gedefinieerd als 10 gigacalorieën of 41 868 miljoen joule. De naam verwijst naar het feit dat dit ongeveer de hoeveelheid energie is in één ton aardolie.
9In bef van 1990.
10Voor een definitie van solidaire beleggingen, zie 1.3.2.
11http://minsoc.fgov.be/socialeconomy/nl/ethisch_financiele_producten.htm (21/7/2002).
12kbc (2001): Duurzaam beleggen: meer dan een hype, Economische Financiële Berichten, jaargang 56, nr. 3.
13Een recent voorbeeld is te vinden in de luchtvaart waar de minimaal toegestane afstand tussen twee vliegtuigen in de lucht werd verminderd.
14Voor een analyse van de theoretische grondslagen en praktische toepassingen van verhandelbare rechten, zie Bernheim, T. (2001) Internationale samenwerking en instrumenten voor de besluitvorming in het klimaatbeleid. Planning Paper 89, fpb Brussel.
15Een verdeling op basis van historische gegevens staat in de literatuur bekend als grandfathering.
16O'Brien, R. (2002): Greenhouse gases and tradable emission permits,
http://www.web.net/~robrien/papers/ghgperms.html.17Capros P. & Mantzos L. (2000). The European Energy Outlook to 2010 and 2030. International Journal for Global Energy Issues, Vol 14, Nrs. 1-4, 2000. Andere modellen geven uiteenlopende waarden voor deze evenwichtsprijs.
18Bossier F. e.a. (2001) Evaluatie van de impact van fiscale en niet-fiscale maatregelen op de
co2 -uitstoot, Working Paper 09-01 van fpb. Het effect zal ook hier verschillen naar het gebruikte model en de mate waarin de maatregel Europees wordt gecoördineerd.19Bossier, F. e.a. (2001) Evaluatie van de impact van fiscale en niet-fiscale maatregelen op de
co2 -uitstoot, Working Paper 09-01. fpb.20Merk op dat deze maatregel bedoeld is om op macro-economisch niveau de gezinnen te compenseren voor het verlies aan inkomen ten gevolge van de invoering van de heffing. Andere manieren van compensatie zijn ook mogelijk, zoals een verhoging van de sociale overdrachten.
21De overheid zal bijvoorbeeld de voorkeur geven aan verhandelbare emissierechten boven heffingen. De eerste geven immers zekerheid over het milieuresultaat, terwijl de tweede zekerheid geven over de (marginale) kosten van de milieumaatregel.
22European Commission dgxi (1998). Workshop on Integrated Product Policy: final report
http://europa.eu.int/comm/environment/ipp/ippfinalreport.pdf.23"It calls for a change in strategy, bold innovation and a shift to new technologies based on modern science, including life sciences and material sciences." Institut de la durée (2000). The shift from manufacturing to services in Europe, 1998 / 2010. Genève: The Product-Life Institute.
25De eerste budgetperiode loopt van 2008 tot 2012. Om te voldoen aan haar emissiedoelstellingen binnen het Kyotoprotocol, moet België jaarlijks gemiddeld over deze vijf jaar 7,5% minder broeikasgassen uitstoten dan het geval was in 1990.
26Capros P. & Mantzos L. (2000). The Economic Effects of eu-wide Industry Level Emissions Trading to Reduce Greenhouse Gases: Results from the primes Energy Systems Model. Workshop Paper, Climate Negotiations and Emissions Trading: Economic Insights from European Models, Brussel 29 & 30/8/2000.
27Dat gebeurt naar het voorbeeld van de zogenaamde Groenregeling in Nederland,
www.minlnv.nl/thema/algemeen/fiscaal/korttaf.htm. (29/7/2002).28Een recent voorbeeld is het nieuwe investeringsplan van de nmbs.
29Compilatie van studies in: Bitton, Neuman & Glantz (2002). Tobacco Industry Attempts to Subvert European Union Tobacco Advertising Legislation. Center for Tobacco Research and Education. University of California, San Francisco.
30De gevalsstudie inzake inventarissen van broeikasgassen wordt hier buiten beschouwing gelaten omdat het in geen enkel van de beleidsvisies thuishoort.
Bureau fédéral du Plan - Federaal Planbureau [ http://www.plan.be ] - Please send your comments or remarks to webmaster@plan.be |