PreviousNext  
PreviousNext  
Printable version (PDF) 

4.2 Uitwerking van de drie wereldvisies

De korte omschrijving van de wereldvisies uit hoofdstuk 4.1.3 is de basis voor hun verdere uitwerking en toepassing op de tien problematieken. Tabel 4.1 verduidelijkt voor ieder van de drie wereldvisies waar het beleid de nadruk op legt en hoe dit zich vertaalt naar het beheer van de kapitaalvoorraden. Dat gebeurt door op verschillende manieren in te spelen op de eigenschappen van de drie kapitaalvoorraden. Het centrale scenario draagt de naam "beheren" omdat dit het enige is dat evenveel nadruk legt op het beheer van ieder van de drie kapitaalvoorraden. Het eerste scenario beschrijft een eerder utilitaristische wereldvisie, terwijl het derde scenario vooral de noodzaak van een fundamentele omvorming van het maatschappelijke systeem benadrukt.

De drie wereldvisies worden hierna in detail verder uitgewerkt. Zij zullen de inspiratie geven voor het formuleren van de beleidsvisies van de federale overheid in hoofdstuk 4.3. Een zinsnede typeert iedere keer de boodschap die de visie uitdraagt.

Tabel 4.1 - Beheersdoelstellingen in de drie wereldvisies
 
Wereldvisie 1:
"Benutten"
Wereldvisie 2:
"Beheren"
Wereldvisie 3:
"Omvormen"
Nadruk van het beleid
  • Accumulatie van de economische kapitaalvoorraad
  • Accumulatie van de drie afzonderlijke kapitaalvoorraden
  • Accumulatie van de sociale en milieukapitaalvoorraden
Vertaling naar het beheer van de kapitaal-voorraden
  • Economisch kapitaal: kwantiteit, kwaliteit, functies en spreiding verhogen
  • Economisch kapitaal: kwantiteit verlagen, kwaliteit verhogen, functies ongewijzigd houden en spreiding verhogen
  • Economisch kapitaal: kwantiteit verlagen, kwaliteit verhogen, functies bijsturen, spreiding verhogen
  • Menselijk en milieukapitaal:
    kwantiteit, kwaliteit, functies en spreiding verminderen door substitutie met economisch kapitaal
  • Menselijk en milieukapitaal:
    kwantiteit, kwaliteit, functies en spreiding vrijwaren
  • Menselijk en milieukapitaal:
    kwantiteit, kwaliteit, functies en spreiding verhogen

4.2.1 Wereldvisie 1: "benutten"

4.2.1.1 Algemene omschrijving

Dit perspectief ziet in de groei van de economische kapitaalvoorraad de sleutel tot een duurzame ontwikkeling. Dat komt omdat de functies die ze moet vervullen zeer divers zijn. In deze wereldvisie zijn de bestaande situaties van sociale uitsluiting en armoede slechts tijdelijk. De risico's van blijvende onaanvaardbare sociale ongelijkheden zijn laag. De accumulatie van economisch kapitaal zal op termijn toelaten de bestaande kwantitatieve en kwalitatieve problemen van de menselijke en milieukapitaalvoorraden op te lossen. Bovendien wordt a priori de veerkracht van het milieukapitaal zeer hoog geschat. De risico's van het op korte termijn benutten van dit kapitaal voor het produceren van economisch kapitaal worden daarom niet hoog geschat.

4.2.1.2 Toepassing op de problematieken

Ondernemingen zijn in deze visie de essentiële actoren in het creëren van economisch kapitaal. Zij zijn de leveranciers van de goederen en diensten die de functies moeten bevredigen waar de consumenten om vragen. Consumenten zijn vrij in de keuze van de hoeveelheid en kwaliteit van goederen en diensten. Dat geldt ook voor producten zoals tabak, die potentieel nefast zijn voor de gezondheid. De heersende opvattingen van de consumenten zullen het succes van genetisch gewijzigde planten (ggp's) bepalen. Deze dynamiek tussen vraag en aanbod van goederen en diensten zorgt voor een toename van de economische kapitaalvoorraad. De overheid kent daarom ondernemingen en consumenten een maximum aan vrijheid toe en onderwerpt deze dynamiek niet aan gedragsbeperkende sociale en milieureglementeringen.

Energie en transport zijn noodzakelijk voor de productie van dit economisch kapitaal. Mobiliteit verhoogt ook de sociale en economische ontwikkeling van individuen. De overheid staat er in deze visie garant voor dat de marktprijs voor energie overeenstemt met de reële productiekosten. Ze zorgt ook voor een continue energiebevoorrading en voor de voorziening van voldoende transportinfrastructuur. Deze visie schat de draagkracht van het milieukapitaal hoog. Bijgevolg kan de overheid de energievoorziening het best garanderen door een beroep te blijven doen op fossiele energiedragers in combinatie met kernenergie. Het Kyotoprotocol, dat de toelaatbare uitstoot van broeikasgassen beperkt, wordt afgewezen1. Maatregelen voor rationeel energiegebruik zijn in deze visie vooral ingegeven vanuit een zorg om de afhankelijkheid van import te verminderen en om een betere concurrentiepositie van ondernemingen te verkrijgen. Een uitbreiding van de transportinfrastructuur en het aantal afgelegde kilometers is ook mogelijk. Op termijn zal de wereldwijde economische groei en de voortgezette mondialisering van de economie zorgen voor een meer rechtvaardige spreiding van de energieconsumptie2.

Het gebruik van genetisch gewijzigde planten (ggp's) kan bijdragen tot economische groei en moet daarom verder toenemen. Producenten maken er gebruik van zo lang er een markt voor bestaat en het hun productiviteit ten goede komt. De milieurisico's van ggp's zijn aanvaardbaar. Eventuele ongelukken zullen vergelijkbare gevolgen hebben als de verbreiding van invasieve soorten, een fenomeen dat al lang gekend is. Bovendien zijn de meeste ggp's enkel geschikt voor gebruik in een specifieke kweekmethode en kunnen ze niet overleven in het natuurlijke milieu. De vrije markt moet gepaard gaan met de bescherming van de intellectuele eigendomsrechten, met inbegrip van de manier waarop ggp's in cultuur worden gebracht.

Indien degradatie van het het menselijke of milieukapitaal dreigt, dan zendt de markt tijdig signalen uit die ondernemingen daarop wijzen. Toenemende schaarste veroorzaakt prijsstijgingen van de grondstoffen, met inbegrip van fossiele energiedragers. Dat zal iedereen spaarzamer doen omspringen met energie en de ontwikkeling van alternatieve energiebronnen stimuleren.

Via de vrije en concurrentiële markt zullen ook de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën (ict) zich op termijn spontaan in de privé-sfeer verspreiden, over alle werelddelen en in alle bevolkingslagen. Ondernemingen zullen immers een continue aansporing hebben om nieuwe markten te veroveren en te investeren in netwerken en elektriciteitsbevoorrading. Concurrentie zal zorgen voor prijsdalingen zodat de financiële drempel voor toegang tot ict op termijn automatisch verdwijnt. De exponentiële stijging in de verspreidingsgraad die de afgelopen jaren geregistreerd is, lijkt deze visie te ondersteunen. De overheid sluit niet uit dat ze tijdelijk op publieke plaatsen toegang biedt aan ict-toepassingen. Dat idee is echter ondergeschikt aan de werking van de vrije markt die hier op termijn zelf voor zal instaan.

Een concurrentiële arbeidsmarkt biedt ondernemingen de mogelijkheid werknemers financieel te compenseren voor werk dat gezondheidsrisico's met zich meebrengt. Ondernemingen en de overheid kunnen ook investeren in geneeskunde om de gezondheidsproblemen door beroepsgebonden blootstelling aan schadelijke producten op te vangen. Automatisering kan gevaarlijke banen vervangen indien dit voor ondernemingen op korte termijn rendabel blijkt. Om dezelfde reden kunnen ze ten slotte ook preventief investeren in nieuwe producten en productieprocessen met minder milieu- en gezondheidsrisico.

De signaalfunctie van de markt zal echter alleen ondernemingen aansporen tot gedragsverandering indien ze naar behoren functioneert. Dat is niet het geval wanneer een sector hoge overheidssubsidies ontvangt. Overbevissing wordt volgens deze visie in belangrijke mate veroorzaakt door de hoge subsidies die de sector ontvangt en die markverstorend werken. Ze werken een structurele overcapaciteit in de hand en houden de vraag naar vis artificieel hoog omdat de marktprijzen te laag zijn. Deze visie gaat ervan uit dat indien de subsidies afgebouwd worden, de milieuexternaliteiten van visserij voldoende beperkt zullen worden. Daarnaast kan ook substitutie door aquacultuur een deel van de verloren gegane visbestanden compenseren.

Signalen van milieuschaarste en degradatie van de menselijke kapitaalvoorraad zullen op termijn ook de waardenstructuren van consumenten veranderen. Dat kan ondernemingen aanzetten meer te investeren in de veiligheid en gezondheid op het werk, bedrijfsopleidingen (ict) en in de ontwikkeling van minder schadelijke tabaksproducten en afkickmethoden. De vraag naar ethische financieringsproducten zal zich ook spontaan verder ontwikkelen en kredietinstellingen zullen in toenemende mate ethische beleggingsfondsen aanbieden. Dat is ook zo voor producten van de sociale economie. Ze zullen zich autonoom ontwikkelen als er vraag naar is en als investeerders, naast economische, ook sociale meerwaarde willen nastreven.

Ten slotte kunnen ondernemingen en consumenten milieuschaarste en degradatie van het menselijke kapitaal ook opvangen via substitutie met economisch kapitaal. Zo kan een uitputting van visbestanden worden opgevangen door de opbrengsten hieruit te investeren in andere productieve kapitaalvoorraden. Een toename van de economische of menselijke kapitaalvoorraden compenseert het verlies aan milieukapitaal (Hartwick's rule). Investeringen in onderzoek en ontwikkeling kunnen de negatieve gezondheidseffecten van het roken afzwakken. Extra verzekeringen kunnen de financiële gevolgen van roken voor de sociale zekerheid opvangen.

4.2.1.3 Mate van in overweging nemen van vijf beginselen van
duurzame ontwikkeling

Iedere wereldvisie uit zich in een specifieke manier van het in overweging nemen van de vijf beginselen van duurzame ontwikkeling uit deel 1. De onderstaande paragrafen zetten die uiteen voor de visie benutten.

Verantwoordelijkheid

De mondiale visie legt de nadruk op de beschikbare hoeveelheid en spreiding van economisch kapitaal. De comparatieve voordelen van ontwikkelingslanden zullen het beste spelen zonder strenge milieu- en sociale voorwaarden voor importproducten. Dat levert de beste garantie voor een groei van de menselijke en economische kapitaalvoorraden in deze landen. Illustratief hiervoor zijn de visserijakkoorden tussen de eu-lidstaten en ontwikkelingslanden. Wanneer deze akkoorden vangquota en douanerechten bevatten, zorgen zij immers niet alleen voor een beter rendement van de Europese vloot maar ook voor een stroom aan deviezen voor de gastlanden. Wanneer toch beperkingen staan op het gebruik van de menselijke en milieukapitaalvoorraden, dan moet dit bij voorkeur gebeuren via multilaterale overeenkomsten.

Dubbele billijkheid

Ook in de langetermijnvisie staat de vorming van economisch kapitaal voorop. Substitutie met economisch kapitaal kan enig verlies aan milieukapitaal goedmaken. Economische groei maakt ook meer middelen beschikbaar voor investering in de bescherming van de overblijvende menselijke en milieukapitaalvoorraden.

Integratie

De integratie van de drie kapitaalvoorraden gebeurt zo dat de menselijke en de milieukapitaalvoorraden zich aanpassen aan de noden van de groei van de economische kapitaalvoorraad.

Voorzorg

Het voorzorgbeginsel toegepast op de vrijwaring van de menselijke en milieukapitaalvoorraden wordt hier te restrictief bevonden. Het staat productinnovatie in de weg en zet een rem op economische groei. De overheid gaat eerder uit van de utilitaristische benadering van sound science. Dat houdt in dat enkel duidelijke wetenschappelijke bewijzen ingrepen ten voordele van de bescherming van de menselijke en milieukapitaalvoorraad rechtvaardigen. Economische substituties en pecuniaire compensaties kunnen immers eventuele onomkeerbare schade aan deze voorraden goedmaken.

Participatie

De toepassing van het Aarhusverdrag uit 1998 beperkt zich tot het verstrekken van informatie over de toestand van het leefmilieu. Het maatschappelijke middenveld heeft verder slechts minimaal inspraak in het besluitvormingsproces om de werking van de vrije markt en de representatieve democratie niet te ondermijnen.

4.2.2 Wereldvisie 2: "beheren"

4.2.2.1 Algemene omschrijving

In dit perspectief blijft de economische kapitaalvoorraad die noodzakelijk is voor duurzame ontwikkeling hoog, maar het bestaan van sociale en milieurisico's wordt ook onderkend. Bijgevolg is het nodig om de manier bij te sturen waarop het economische kapitaal gebruikt maakt van de andere twee kapitaalvoorraden. Dat gebeurt door een verhoging van de kwaliteit van het economische kapitaal ten koste van de kwantiteit. Zo kunnen met kleinere hoeveelheden dezelfde functies voortgebracht worden3. De verhoging van de kwaliteit zorgt ervoor dat de menselijke en milieukapitaalvoorraden minder onder druk komen te staan. Bovendien blijven voldoende middelen beschikbaar voor hun bescherming en verdere ontwikkeling. Eco-efficiëntiemaatregelen maken fundamentele wijzigingen in consumptiepatronen overbodig. Het is volgens deze wereldvisie echter niet wenselijk maatregelen te nemen die slechts op lange termijn leiden tot sociale of milieuverbeteringen. Daarvoor is het kortetermijnverlies aan economisch kapitaal te groot.

4.2.2.2 Toepassing op de problematieken

De vrije markt zorgt op termijn niet meer automatisch voor een duurzaam beheer van de drie kapitaalvoorraden: prijzen reageren te langzaam op de uitputting van grondstoffen (energiedragers en visbestanden); inzake ict dreigt er een digitale kloof die niet vanzelf zal verdwijnen. De overheid stuurt daarom de vrije markt bij: ze moedigt de milieuefficiëntie van productie van goederen en diensten aan en neemt maatregelen die de verspreiding van ict over alle lagen van de bevolking vergemakkelijken.

De maatregelen die zij hiervoor neemt, werken vooral in op de voorkeuren van consumenten en producenten. Het initiatief van de gedragsverandering ligt evenwel vooral bij de actoren zelf. De overheid vervult in de eerste plaats een aanmoedigende rol. Die vervult ze onder meer door het dichten van de divergerende ontwikkelingsritmes inzake ict. Daarbij corrigeert ze de markt via fiscale maatregelen die het privé-gebruik van ict stimuleren. De overheid neemt gelijksoortige maatregelen voor de beheersing van de vraag naar energie en transport, het ontwikkelen van de sociale economie en van de markt voor ethische beleggingsproducten en de beheersing van ggp's en van tabaksgebruik. Inzake sociale economie ondersteunt de overheid de integratie van milieuaspecten wanneer zij dit opportuun acht.

De overheid zet ondernemingen aan tot het ontwikkelen van strategieën die op korte en middellange termijn leiden tot meer milieuefficiëntie4 en sociale rechtvaardigheid. Overheid en maatschappelijk middenveld zijn hierin partners. De verdere ontwikkeling van de markt voor ethische beleggingsfondsen en van de sociale economie kunnen hier toe bijdragen. Bijgevolg neemt de overheid maatregelen die het ethische beleggen en de sociale economie stimuleren. Ze stelt, samen met werkgevers en vakbonden, minimumrichtlijnen op voor de gezondheid van werknemers. Ze stimuleert waar mogelijk de automatisering van productieprocessen die gevaren inhouden voor werknemers. Kansarmen gebruiken in verhouding meer tabak. Extra inspanningen om deze groep aan te moedigen zich te beschermen tegen de negatieve effecten van tabaksgebruik zijn dus rechtvaardig. Het overheidsoptreden blijft echter beperkt tot gedragsveranderende maatregelen. De sector is immers een belangrijke werkgever (zowel in binnen- als buitenland) en zorgt voor onmiddellijke inkomsten via de accijnzen op tabak.

In de visserijsector schaft de overheid de subsidies niet geheel af omdat ze ook het lokale socio-economische belang van de sector in acht neemt. De subsidies vormen een tegenprestatie voor de sociale opdracht die de sector op lokaal vlak speelt, zoals werkgelegenheid, ontspanning, structurering van het lokale economische weefsel. Een aantal economische maatregelen verhogen evenwel het rendement van de vissersvloot. Andere reguleringen dammen tegelijk de meest nefaste niet-duurzame praktijken in. Samen zorgen ze voor een optimaal duurzaam beheer van de visbestanden binnen de Belgische en Europese wateren. Deze maatregelen hebben ook gevolgen voor derde landen waarmee België en de eu visserijakkoorden hebben afgesloten. De overheid verkiest echter met de effecten hiervan op de economie en de visvoorraden van de gastlanden geen rekening te houden.

Een verbetering van de eco-efficiëntie van productie en transport kan op termijn leiden tot een relatieve ontkoppeling tussen economische groei en het energiegebruik. Samen met de verdere ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen, zou dit een positieve weerslag hebben op de energieafhankelijkheid en de concurrentiepositie, maar ook op de nationale uitstoot van broeikas- en andere schadelijke gassen. Deze wereldvisie gaat er immers van uit dat het klimaatproblematiek moet voldoen aan het beginsel van gemeenschappelijke maar gedifferentieerde verantwoordelijkheden. Het Kyotoprotocol wordt daarbij geaccepteerd en uitgevoerd.

Milieubeperkingen maken een verdere uitbouw van de transportinfrastructuur niet wenselijk. De overheid optimaliseert daarom het gebruik van de bestaande voorzieningen. Ze pakt daarbij onder andere de organisatie van het woon-werkverkeer, de ruimtelijke ordening en de onderlinge afstemming van de verscheidene transportmodi aan.

Wanneer de overheid dit economisch nuttig acht stimuleert ze het onderzoek naar ggp's en het gebruik ervan. Wanneer ze ggp's niet wenselijk acht, ontmoedigt ze die via reguleringen. Ze start een programma van actief beheer van de potentiële risico's van ggp's. Dat gebeurt door ieder proefproject of commercialisatie te laten voorafgaan door een evaluatie van de ethische, milieu-, socio-economische en gezondheidsaspecten ervan. Eenmaal de toestemming is gegeven, is de overheid verantwoordelijk bij ongelukken.

4.2.2.3 Mate van in overweging nemen van vijf beginselen van
duurzame ontwikkeling
Verantwoordelijkheid

In de toepassing van dit beginsel streeft de overheid naar een betere bescherming van de wereldwijde milieukapitaalvoorraden en naar solidariteit met ontwikkelingslanden. Wanneer het gevoerde beleid negatieve gevolgen heeft voor die landen, wordt het zelf niet noodzakelijk bijgestuurd, maar neemt de overheid op een ander vlak hiervoor compenserende maatregelen. Om de nationale concurrentiepositie te beschermen verkiest de overheid reguleringen internationaal te coördineren. In tegenstelling tot de vorige wereldvisie, neemt zij het voortouw in deze onderhandelingen en pleit ze voor stringente beschermende maatregelen. De overdracht van eco-efficiënte technologieën biedt ontwikkelingslanden de beste kansen om hun economische kapitaalvoorraad te verhogen zonder de milieukapitaalvoorraden blijvend aan te tasten.

Dubbele billijkheid

Maatregelen met hoge economische kosten worden enkel genomen indien ze op korte termijn leiden tot sociale of milieuverbeteringen. De evenwichtsoefening tussen het stimuleren van economische groei, sociale rechtvaardigheid en milieubescherming, impliceert dat de overheid minder gewicht geeft aan toekomstige baten dan aan huidige kosten5.

Integratie

Bij de integratie tussen kapitaalvoorraden streeft de overheid naar een beter evenwicht tussen het gebruik van menselijk en milieukapitaal enerzijds en het genereren van economisch kapitaal anderzijds.

Voorzorg

Omdat substitutie tussen kapitaalvoorraden slechts in beperkte mate mogelijk is, krijgt het voorzorgsbeginsel meer aandacht dan in het handelingsperspectief "benutten". Het is niet van toepassing wanneer op korte termijn grote economische belangen op het spel staan.

Participatie

De overheid verruimt de toepassing van het Aarhusverdrag van recht op milieu-informatie tot de toegang tot het gerecht ter zake. De overheid stimuleert de vrijwillige participatie van het maatschappelijk middenveld aan de besluitvorming waar dat leidt tot meer efficiëntie door een betere aanvaarding ervan.

4.2.3 Wereldvisie 3: "omvormen"

4.2.3.1 Algemene omschrijving

Dit perspectief acht, naast een vermindering van de hoeveelheid en een verhoging van de kwaliteit, ook veranderingen in de functies die het economische kapitaal moet voortbrengen wenselijk. Bij de voorraad menselijk kapitaal ligt de nadruk zowel bij de beschikbaarheid (hoeveelheid en spreiding) als bij de kwaliteit ervan. Binnen de functies die ze moet garanderen staat de preventie van armoede en sociale uitsluiting centraal. Geografisch (binnen België, maar ook wereldwijd) moet ze op een billijke manier en in voldoende mate beschikbaar zijn. Zowel de hoeveelheid als de kwaliteit als de functies die de milieukapitaalvoorraad vervult moeten gevrijwaard blijven. Maatregelen die slechts op lange termijn leiden tot milieuverbeteringen of menselijke vooruitgang verdienen evenveel aandacht als maatregelen die op korte termijn tot resultaten leiden.

4.2.3.2 Toepassing op de problematieken

De huidige productie en consumptiegewoonten hebben op korte, middellange en lange termijn een nefaste invloed op de staat van de menselijke en milieukapitaalvoorraden. De bijziendheid van de vrije markt geeft onvoldoende snel signalen van schaarste weer. Hierdoor zullen visbestanden uitgeput raken, met als gevolg een gevaar voor onomkeerbaar verlies aan biodiversiteit. Het huidige gebruik van fossiele energiedragers zal zorgen voor uitputting en gevaarlijke opwarming van de atmosfeer. De aanhoudende groei van het individueel personenvervoer zal leiden tot ongecontroleerde congestieproblemen, geluidshinder en luchtvervuiling. Het gebruik van bepaalde producten en productieprocessen is te schadelijk voor de gezondheid van werknemers. Onzekerheid over de effecten van het gebruik van ggp's geven aanleiding tot grote gezondheids- en milieurisico's. Het gebruik van tabak leidt op termijn tot onaanvaardbare gezondheidsstoornissen.

De overheid neemt daarom maatregelen die op termijn resulteren in een absolute ontkoppeling van economische groei en aantasting van de menselijke en milieukapitaalvoorraden. Ze draagt de zorg voor de levensomstandigheden van de huidige en toekomstige generaties overal ter wereld hoog in het vaandel. De maatregelen moeten ervoor zorgen dat alle maatschappelijke actoren hun verantwoordelijkheid opnemen en rekening houden met de sociale en milieugevolgen van hun handelen. Ze moeten daarbij zowel inspelen op de vraag als op het aanbod.

De overheid zorgt ervoor dat alle actoren, met inbegrip van haarzelf de sociale en milieukosten van hun handelen geheel internaliseren. Dat geldt dus voor alle ondernemingen, ook voor die uit de sociale economie. Hun maatschappijproject moet naast sociale ook milieudoelstellingen bevatten. Actoren die het belang van het milieukapitaal behartigen moeten ook sociale doelstellingen in hun optreden opnemen. Consumenten ten slotte, moeten niet alleen de bevrediging van hun behoeften nastreven, maar ook het respect van sociale en milieunormen. De overheid speelt daartoe in op de tijdsvoorkeur van producenten en consumenten. Ze hoopt daarbij dat langetermijndenken hen ervan zal weerhouden hun bestaande negatieve productie- en consumptiegewoonten verder te zetten. Dat kan onder meer gaan over het overdadig gebruik van energie, individueel transport, tabak, of onvoldoende bescherming van de gezondheid van de werknemers.

De gezondheid van werknemers primeert op het economische belang. Daarom kan de overheid een verbod uitvaardigen op de productie en consumptie van bepaalde producten of diensten, zelfs indien er geen alternatieven zijn voor ongezonde productiewijzen. Ze levert eventueel ook steun aan onderzoek naar alternatieve producten en diensten. De kostenbesparing in de medische sector en een verhoging van de kwaliteit van het leven compenseert het verlies aan arbeidsplaatsen in de tabakssector. De overheid zet ook investeerders aan hun kortetermijnverwachtingen voor opbrengsten uit beleggingen te temperen te voordele van groei op lange termijn. Hiervoor is het immers noodzakelijk de druk op de menselijke en milieukapitaalvoorraden te verminderen. De overheid stimuleert daarom ethische beleggingen extra.

De overheid spoort ondernemingen aan naast strategieën voor de verbetering van de eco-efficiëntie van productiesystemen ook te investeren in de ontwikkeling van innoverende strategieën. Die maken het mogelijk een verschuiving te veroorzaken van materiële productie van goederen naar de levering van diensten. Het gaat erom dat ondernemingen de functies van een product identificeren. Die functies trachten ze aan de consumenten te leveren op manieren die minder druk leggen op de menselijke en milieukapitaalvoorraden. Een continue en gedecentraliseerde levering van herstel- en onderhoudsdiensten vervangt de levering van producten. Dat kan het verlies aan arbeidsplaatsen in de productie opvangen en het kennisniveau van de geleverde arbeid opvoeren.

In de visvangst staat de bescherming van de biodiversiteit en de permanente bevrediging van de vraag naar vis centraal. De overheid treft daarom maatregelen ter bescherming van de met uitsterven bedreigde soorten. Dat kan betekenen dat ze een moratorium op de vangst van bepaalde soorten oplegt, of dat ze visvangst verbiedt in broedgebieden. De beschermingsmaatregelen vergezellen de afschaffing van subsidieregelingen die de overcapaciteit en overconsumptie van vis in de hand werken. Investeringen in aquaculturen of in de productie van alternatieve bronnen van proteïnen kan het verlies van arbeidsplaatsen in de visserijsector opvangen. De eu past haar visserijbeleid ook aan om te vermijden dat de nieuwe regulering binnen Europa negatieve gevolgen zou hebben op de visbestanden van derde landen.

Deze visie plaatst het concept `digitale kloof' in een heel andere context. De vorige visies leggen zich erop toe de achtergestelden aansluiting te laten vinden bij de gangbare ict-ontwikkelingen. De overheid richt zich nu ook op de zogenaamde ict content of ict-inhoud. De verspreiding van ict-producten over alle lagen van de bevolking en werelddelen heeft enkel zin indien ze afgestemd is op de behoeften van de gebruikers. ict staat dus niet los van andere maatschappelijke behoeften zoals: onderwijs, gezondheidszorg, drinkwater enzovoort. Het wegwerken van de digitale kloof maakt inherent deel uit van het beleid ter uitbanning van armoede en sociale uitsluiting. De visie "omvormen" gelooft dat de overheid zelf deze integratie moet begeleiden en sturen.

Veranderingen in de omgang met energie zijn ook wenselijk. De overheid zet producenten aan bestaande installaties te optimaliseren en hun aanbod te diversifiëren naar hernieuwbare energiebronnen. De overheid voert ook een proactief productbeleid gericht op het beheersen van de vraag naar energie. Ze ontmoedigt energie-intensieve consumptiepatronen. Voor het respecteren van haar Kyotodoelstellingen wil ze het geheel van de emissiereducties binnen België realiseren. Door haar inschatting van de problematiek van nucleair afval, de risico's van ongelukken, aanslagen en de proliferatie van splijtstoffen, houdt de overheid vast aan haar beslissing om na 2014 geleidelijk af te stappen van kernenergie.

De overheid erkent het maatschappelijke belang van personenvervoer. Toch streeft ze naar een absolute ontkoppeling van economische groei en de negatieve milieuexternaliteiten van personenvervoer. Dankzij ict-ontwikkelingen vinden telewerk en teleconferenties meer ingang. De opbouw van lokale sociale netwerken kan de behoeften aan contacten op lange afstanden verminderen. Dat kan vooral minder mobiele mensen zoals ouderen, jongeren en armen ten goede komen. Maatregelen beschermen kansarmen tegen geluidshinder van het verkeer omdat die daar proportioneel meer aan blootstaan. Een sterk ontwikkeld openbaar vervoersnet zorgt voor een gedeeltelijke verschuiving van individueel naar collectief transport. Dat veroorzaakt een gedeeltelijke verschuiving van de productie van personenwagens naar de productie van vervoersdiensten.

De overheid gaat zeer omzichtig om met het gebruik van ggp's en de mogelijke socio-economische en milieugevolgen. Ze geeft slechts onder strikte voorwaarden toestemming voor het testen, kweken en commercialiseren van ggp's. Zelfs na de toestemming blijft de producent verantwoordelijk ingeval er zich milieu- of gezondheidsproblemen voordoen. Ze houdt ook rekening met de langetermijneffecten voor andere landen (zoals verspreiding naar naburige landen, verstoring van de wereldmarktprijzen). De overheid wil vermijden dat de technologie in handen blijft van een beperkte groep ondernemingen en dat de voedselafhankelijkheid van ontwikkelingslanden toeneemt.

4.2.3.3 Mate van in overweging nemen van vijf beginselen van
duurzame ontwikkeling
Verantwoordelijkheid

De overheid stuurt de bestaande productie- en consumptiepatronen bij om de negatieve sociale en milieugevolgen op andere landen in te perken. Ze past ook sociale normen toe op importproducten om de gezondheid en het recht op waardige werkomstandigheden van werknemers in ontwikkelingslanden te beschermen. Dat gebeurt het liefst via internationaal overeengekomen arbeidsnormen, maar kan ook desnoods via unilaterale maatregelen. Een flankerend beleid beperkt de eventuele negatieve sociale gevolgen die dit voor ontwikkelingsslanden kan teweegbrengen. Ontwikkelingslanden moeten een andere vorm van consumptie aannemen dan de vorm die nu in rijke landen de gangbare is. De overheid ontmoedigt dan ook de export van Westerse productie- en consumptiegewoonten.

Dubbele billijkheid

Investeren in maatregelen die de menselijke en milieukapitaalvoorraden beschermen is nuttig, ook als ze slechts op lange termijn winst opleveren. De overheid gebruikt met andere woorden een lage verdisconteringvoet voor haar investeringsprojecten in sociale en milieubescherming.

Integratie

Voor de integratie van de drie componenten gaat de overheid uit van de visie dat economisch kapitaal slechts instrumenteel is in de ontwikkeling van het menselijke kapitaal en de vrijwaring van het milieukapitaal.

Voorzorg

De interpretatie van het voorzorgsbeginsel is ruim en wordt toegepast op zowel de bescherming van de sociale als de milieukapitaalvoorraden.

Participatie

De participatie van het maatschappelijke middenveld aan het beleid is essentieel om te komen tot voldoende sociale cohesie. Ze staat vervolgens zelf garant voor meer economische efficiëntie en milieubescherming. De overheid vergroot de rol van de bestaande adviesraden en hervormt hun samenstelling zodat alle maatschappelijke geledingen erin vertegenwoordigd zijn.

1In deze visie is klimaatverandering onvoldoende zeker om op dit ogenblik maatregelen te rechtvaardigen die emissies indijken. Mocht klimaatverandering op termijn toch problematisch blijken, dan kan de extra groei middelen leveren om te investeren in adaptatieinvesteringen (substitutie tussen economisch en milieukapitaal). Het besparen op preventieve investeringen veroorzaakt die extra groei.

2Dit is een toepassing van de Kuznets-curve. Die zet het verband uit tussen economische ontwikkeling en ongelijkheid. Simon Kuznets formuleerde de hypothese dat inkomensongelijkheid in het algemeen stijgt in de vroege stadia van economische ontwikkeling. Later in de ontwikkeling vermindert de inkomensongelijkheid. Deze hypothese van een omgekeerde U-verhouding tussen ongelijkheid en ontwikkeling staat bekend als de Kuznets-curve.

3Een goed met een hoge kwaliteit moet in het algemeen minder snel vervangen worden.

4Voorbeelden: invoering van milieubeheersystemen, optimalisatie van productieprocessen om de hoeveelheid afvalstoffen, geluidstoornissen, emissies naar de atmosfeer en het water te verminderen en producten en verpakking aan het einde van hun levensloop te recupereren.

5Technisch gesproken houdt zij er een hoge verdisconteringsvoet op na.

  PreviousNext
  PreviousNext

Bureau fédéral du Plan - Federaal Planbureau [ http://www.plan.be ] - Please send your comments or remarks to webmaster@plan.be