Printable version (PDF) |
2.2.6 Gebruik van genetisch gewijzigde planten: evolutie in België en in de wereld
Het gebruik van genetisch gewijzigde organismen is een nieuwe druk op het milieu-, menselijk en economisch kapitaal. Het areaal genetisch gewijzigde planten is sinds 1996 wereldwijd gestegen, vooral in de vs, Argentinië en Canada. In België bevindt die teelt zich nog in een experimenteel stadium en is het bouwareaal beperkt.
Definitie
Figuur 2.15 geeft de wereldwijde evolutie weer van het landbouwareaal waarop genetisch gewijzigde planten voor akkerbouw gezaaid zijn. Figuur 2.16 toont de evolutie van de proefvelden voor experimenten met genetisch gewijzigde gewassen in België en het percentage aan landbouwgrond dat die vertegenwoordigen.
Situatie en trend
De eerste teelt van genetisch gewijzigde gewassen dateert van begin jaren negentig. In 1996, werden er in de wereld 2,6 miljoen hectare met zulke gewassen ingezaaid, vooral in de vs. De totale oppervlakte voor genetisch gewijzigde planten (ggp) steeg naar 41,5 miljoen hectare in 1999, vooral in de vs (69,1% van de oppervlakte voor ggp), in Argentinië (14,0%) en in Canada (9,7%). Europa had 10 000 hectare in 1999 of 0,03% van de oppervlakte voor ggp in de wereld. De adoptiegraad (overgang naar een nieuwe techniek of gewas) van de ggp zoals waargenomen werd in de vs, Canada en Argentinië is erg hoog in vergelijking met de normale adoptiegraad in de landbouw. Voor het seizoen 2000-2001, werd in de vs 68% van het soja-areaal en 69% van het katoenareaal ingezaaid met varianten van ggp.
In België blijft het ggp-areaal voorlopig beperkt tot proefvelden. De vraag naar proefvelden nam toe tussen 1995 en 2000 en bedraagt 120 hectare of 0,009% van de oppervlakte cultuurgrond. Sindsdien daalt hij. De vraag naar proefvelden voor 2002 betreft 34 hectare of 0,004% van de oppervlakte cultuurgrond.
Relevantie voor een duurzame ontwikkeling
De indicatoren tonen de uitbreiding van de teelt van genetisch gewijzigde planten. Die biotechnologie biedt nieuwe mogelijkheden voor gebruik en opwaardering van de producten en diensten van onze planeet. Ze kan bijvoorbeeld bijdragen tot de instandhouding van de biodiversiteit (zie 2.3.3) of bijdragen tot een betere bescherming van het milieu. Daartoe kan ze niet-destructieve landbouwmethodes gebruiken of efficiëntere industriële processen ontwikkelen voor de omzetting van grondstoffen en de ontgifting van gevaarlijk afval. De biotechnologie zorgt echter ook voor nieuwe bedreigingen en roept vragen op over haar impact op het genetische erfgoed, haar sociaal-economische impact en de veiligheid rond het gebruik en rond de producten die eruit voortkomen. De milieurisico's verdienen al onze aandacht omdat ze onomkeerbaar kunnen zijn. Als genetisch gewijzigde organismen met gevaarlijke of ongewenste kenmerken, goed gedijen in een natuurlijke of semi-natuurlijke omgeving, kan een stap terug om ze te verwijderen immers onmogelijk worden.
Doelstelling
Het Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid bij het verdrag inzake biologische diversiteit1 beoogt om, vanuit het voorzorgsbeginsel, een gepaste graad van bescherming te verzekeren voor het transport, de behandeling en het gebruik van gewijzigde levende organismen uit de moderne biotechnologie. Voor België is er in het Federaal plan inzake duurzame ontwikkeling geen precieze doelstelling opgenomen over het gebruik van genetisch gemanipuleerde organismen of planten. Het Plan vraagt echter de toepassing van het voorzorgsbeginsel bij de ontwikkeling van die biotechnieken (zie ook 3.2).
1Tekst te vinden op: www.biosafety.be/bch/doc/cartagena-protocol-nl.pdf.
Bureau fédéral du Plan - Federaal Planbureau [ http://www.plan.be ] - Please send your comments or remarks to webmaster@plan.be |