PreviousNext  
PreviousNext  
Printable version (PDF) 

2.2.5 Visvangst en biologische diversiteit in zee: evolutie in de Noordzee en in de wereld

De visvangst maakt deel uit van de druk die het milieukapitaal zwaar belast. De Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (fao) stelt dat driekwart van de mariene visgronden (bijna) overbevist zijn. Daardoor dalen de visvoorraden sterk of herstellen ze slechts traag.

Definitie

Een visgrond is overbevist als hetzij de visvangst in kwestie de grens overschrijdt die normaal nodig is om het voortbestaan van de vis te waarborgen, hetzij als de vispopulatie in kwestie kleiner is dan nodig om een maximumrendement te halen dat duurzaam blijft op langere termijn. Figuur 2.13 toont de evolutie in ton sinds begin jaren zestig van de wereldwijde zeevisvangst en de evolutie van de totale visvangst, aquacultuur inclusief. De ruimte tussen de twee curven toont dus de visvangst in zoet water en de productie van de aquacultuur. Figuur 2.14 toont de exploitatie van zeetong in de Noordzee sinds eind jaren vijftig. Daarbij maakt ze een vergelijking met het sterftecijfer van de zeetong door visvangst en de reproductiecapaciteit van de zeetongpopulatie die weergegeven wordt door de biomassa1 van de reproductievoorraad. De reproductievoorraad is het deel van de populatie dat bijdraagt tot de reproductie van de soort2.

Situatie en trend

De evolutie van de wereldwijde zeevisvangst vertoont vanaf eind jaren tachtig een limiet van ongeveer 70 miljoen ton per jaar. Die limiet volgt na een vervijfvoudiging van de visvangst in de laatste veertig jaar. Hij toont dat de visstocks de snelle en vaak ongecontroleerde exploitatie niet meer aankunnen. De totale visvangst neemt echter verder toe door de grotere inbreng van de aquacultuur.

De overbevissing van verscheidene visgronden en vissoorten kan de limiet van de totale visvangst in zee verklaren. Figuur 2.14 illustreert dit. Het sterftecijfer van zeetong door visvangst groeit, terwijl de reproductiecapaciteit van de zeetongpopulatie daalt. De twee horizontale rechten geven de ramingen van de maximale houdbare sterfte voor 2001 en de minimale reproductievoorraad om het voortbestaan van de populatie te waarborgen. Hieruit blijkt dat in 2001 de sterfte door visvangst groter was dan de maximale houdbare sterfte en de biomassa van de reproductievoorraad ligt nauwelijks hoger dan de minimale waarde. De exploitatie van de zeetongpopulatie in de Noordzee waarborgt het voortbestaan van de beschikbare voorraad niet en brengt dus de voortzetting van die exploitatie in gevaar.

Relevantie voor een duurzame ontwikkeling

Die indicatoren wijzen op de overbevissing en de verdwijning van soorten die hiermee gepaard gaat. Ze tonen aan dat het huidige ontwikkelingspatroon een bedreiging vormt voor het vermogen van de toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien. De ineenstorting van de visbestanden of de verdwijning van soorten kunnen de toekomstige generaties belangrijke, zelfs fundamentele hulpbronnen voor hun ontwikkeling ontnemen. De overbevissing kan een impact hebben op de biodiversiteit (zie 2.3.3). Bijvoorbeeld, in de Noordzee verdwijnen bepaalde zeesoorten (rog, haring, makreel, bruinvissen, dolfijnen, zeehonden, purperslakken, platte oesters enz.) en diadromen3 (steur, zalm, lamprei, aal enz.) of worden zeldzaam. De gevolgen van de ineenstorting van de visvoorraden kunnen niet of moeilijk omkeerbaar zijn.

Doelstelling

De doelstellingen voor de visvangst worden bepaald op Europees vlak binnen het gemeenschappelijk visserijbeleid. De federale overheid belooft in het Federaal plan inzake duurzame ontwikkeling om op Europees vlak de achteruitgang van de visvoorraden een halt toe te roepen en een ecosysteemgericht beheer voor de visvangst te ontwikkelen dat overbevissing van de visgronden uitsluit (§ 324). Ze wil ook de mariene biodiversiteit bewaren en bedreigde of verdwenen diersoorten herinvoeren (§ 325) (zie ook 3.2).

1Totale gewicht van alle individuen die op een bepaald moment aanwezig zijn in de uitbreidingszone van die voorraad.

2Figuur 2.14 bevat bepaalde toestandindicatoren die de evolutie van de vruchtbare stock aan tong in de Noordzee laten zien. Om de link te leggen met de sterftegraad zijn ze ook hier opgenomen.

3Deze term wordt gebruikt om soorten aan te duiden die zowel in zoet- als zoutwater leven. Deze categorie omvat de anadrome vissen (zoals de zalm) die om te gaan paaien terugkeren naar zoetwater en catadrome vissen (zoals de paling) die het omgekeerde doen.

  PreviousNext
  PreviousNext

Bureau fédéral du Plan - Federaal Planbureau [ http://www.plan.be ] - Please send your comments or remarks to webmaster@plan.be