Ha, ik weet het nu wel zeker: doerian is niets voor mij. Vorige week was ik de eregast bij een associatie die zich inzet voor de promotie van doerian, en die mij had uitgenodigd voor hun tweejarig bestaan. Voor het afsluiten van de maaltijd had me natuurlijk gekozen – hoe kan het ook anders – voor het object van hun associatie. Menige vrucht werd aangerukt, open gekapt, verdeeld en geproefd. Doerian wordt alhier de koning van de vruchten genoemd. Maar het is dan wel een koning die verschrikkelijk stinkt, en wiens lijfgeur aan een mengeling van terpentijn, ajuinen en afgedragen sokken doet denken.
Ik had me voorgenomen mij niet te laten afleiden door de penetrante geur en te proberen een objectief oordeel te vellen over de smaak. Maar ook hier was ik niet op voorbereid, want hoewel de zoete smaak nog enigszins meeviel, deed de papperigheid van het vruchtvlees me bijna kokhalzen.