Er staat een blanke man in de lobby met een gekrakeleerde huid en een kleur van verschoten perkament, die misschien niet direct heeft meegevochten in de Amerikaanse burgeroorlog maar toch zeker een aantal mensen heeft gekend die dit wel hebben gedaan. Hier staan we dan: in de prestigieuze club “The Boar’s Head” nabij Charlottesville.
De dame aan de balie legt ons vlug de regels van het huis uit. In het restaurant “The Old Mill Room” verschijn je best gekleed. Jeans zijn er niet welkom. Als je toch “casual” wil dineren, dan kan je dat altijd in “Bistro 1834” doen, waar een aantal tafeltjes rond een drukbezette bar staan.
De gangen naar de kamers zijn nauw en muf, maar de kamers zelf zijn ruim met veel donker hout dat afkomstig is van een verlaten molen uit 1834. Ik waan me terug in Afrika. Het hele etablissement straalt dezelfde sfeer uit als van die oude Engelse “country clubs” in Zimbabwe, Kenia of Tanzania. Het zijn reminiscenten van een koloniaal verleden dat nooit meer terug komt maar dat toch op een of andere manier in stand wordt gehouden. Hier wordt nog betaald voor luxe die er geen meer is.
Continue reading “The Boar’s Head”