PreviousNext  
PreviousNext  
Printable version (PDF) 

3.4 Synthese

3.4.1 Het beleidsproces

Dit deel gaat over het gevoerde beleid. Omdat het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling veelomvattend is, zijn drie vormen van evaluatie met een verschillende focus complementair toegepast. De eerste is een brede evaluatie van het beleid zoals de federale regering dat jaarlijks in de beleidsnota's bij de begroting voorstelt (3.1). De tweede vorm van evaluatie is specifieker. Hij is beperkt tot de doelstellingen voor tien problematieken van duurzame ontwikkeling (3.2). De derde is zeer specifiek en bestaat uit gevalsstudies over beleidsbeslissingen binnen de problematieken (3.3).

Evaluatie van de beleidsnota's

De evaluatie van de jaarlijkse beleidsnota's (3.1) bekeek de verspreiding van vijf beginselen van duurzame ontwikkeling in het federale beleid. Daaruit blijkt dat twee beginselen onvoldoende aandacht krijgen: dubbele billijkheid en het voorzorgsbeginsel. Voor de andere beginselen vertonen de beleidsnota's tussen 1998 en 2002 een aantal positieve evoluties: het leefmilieu wordt meer geïntegreerd in het beleid en de internationale context wordt vaker vermeld. Die vooruitgang kan aanduiden dat de gekozen beginselen meer ingang vinden in het federale beleid. De vermeldingen van het Federaal plan inzake duurzame ontwikkeling 2000-2004 ondersteunen dat vermoeden. Daarentegen blijkt wel dat in sommige contexten het leefmilieu of het sociale welzijn opvallend afwezig zijn. Evenmin wordt er systematisch rekening gehouden met de effecten die het beleid heeft op de Noord-Zuidverhoudingen. Participatie is het enige beginsel dat relatief belangrijk is in veel beleidsnota's.

Evaluatie van de beleidsdoelstellingen

De evaluatie van de beleidsdoelstellingen voor tien problematieken van duurzame ontwikkeling leidde tot drie conclusies. Ten eerste bestaat er een grote overeenstemming inzake doelstellingen tussen de onderzochte beleidsniveaus en ook tussen beleidsterreinen streeft de regering naar coherentie. Ten tweede heerst er tussen de doelstellingen onderling op zijn minst een spanning; soms zijn er zelfs conflicten. Ten derde is er geen hiërarchie tussen de doelstellingen voor verschillende problematieken, maar staan ze naast elkaar. Daardoor bieden de onderzochte beleidsdocumenten weinig houvast, indien beleidsverantwoordelijken door een gebrek aan middelen keuzes moeten maken.

Evaluatie van gevalsstudies

De gevalsstudies (zie 3.3) over een aantal specifieke dossiers illustreren dat er tal van knelpunten zijn om de gekozen beginselen van duurzame ontwikkeling toe te passen. De onderzochte dossiers stuiten op problemen zoals: gebrek aan continuïteit, moeizame samenwerking tussen overheden, belangenconflicten, onzekerheden en een overvloed aan prioriteiten. Tot besluit van de gevalsstudies werd gekeken naar oplossingen. Die zijn in hoge mate gebonden aan een specifieke context, waar de plaats in het beleidsproces een belangrijk deel van is. Er bestaan geen passe-partoutoplossingen, al bevatten de antwoorden in de gevalsstudies wel enkele gemeenschappelijke kenmerken. Die zijn: de nadruk op proefondervindelijk leren, participatie en responsabilisering van de betrokken maatschappelijke groepen en een institutioneel kader dat gericht is op integratie en op eventuele bijsturing. Dat laatste maakt bijsturingen in de loop van het beleidsproces mogelijk.

3.4.2 De gekozen vijf beginselen van duurzame ontwikkeling

De rode draad door deel 3 was de set van vijf beginselen van duurzame ontwikkeling die als evaluatiecriteria dienden. Als de vaststellingen van de drie hoofdstukken naast elkaar liggen, blijkt dat ze elkaar soms aanvullen.

Verantwoordelijkheid

In 3.1 werd vastgesteld dat de Noord-Zuiddimensie weinig aandacht kreeg. De gevalsstudies vulden aan dat er geen procedures zijn om die dimensie in het mainstream-beleid op te nemen. Er is misschien een wisselwerking tussen de aandacht die de Noord-Zuiddimensie krijgt en de structuren om ze in de praktijk te brengen. In twee gevalsstudies verklaart een ontoereikende institutionele integratie die de gebrekkige informatieverstrekking over de naleving van internationale verbintenissen. Het is van elementair belang om daaraan te verhelpen.

Dubbele billijkheid

Langetermijndoelen zijn in het beste geval impliciet aanwezig in het beleid. Mogelijke redenen waarom politici die ultieme doelen niet expliciet maken, zijn de onzekerheid over de toekomst, he abstractieniveau en de politieke waardengeladenheid. Toch kan een heldere duiding van maatregelen in een langetermijnvisie de bevolking helpen om het politieke gebeuren beter te begrijpen. Het kan bedrijven ook helpen om zich te oriënteren. Langetermijndoelen zouden ook het politieke debat op een ander niveau kunnen tillen. Zo zou het belangenconflict over de beschermde zeegebieden misschien uitdraaien op een debat over een strategie om de functies van de Noordzee te vrijwaren. Door maatregelen te koppelen aan langetermijndoelen kunnen beleidsmakers zich ook inhoudelijk profileren en zo het beleid verduidelijken.

Integratie

Uit de evaluatie van de beleidsnota's blijkt dat de milieucomponent van duurzame ontwikkeling aan belang wint. De drie componenten van ontwikkeling staan echter niet op gelijke voet (zie 3.2.3.3). Om institutionele integratie in de praktijk te brengen blijken er structuren te bestaan. Voor belangentegenstellingen bestaan enkel oplossingen ad hoc. Overgangstermijnen en steunmaatregelen kunnen in sommige gevallen de nefaste gevolgen verzachten die het beleid in een component heeft op de andere twee. Daarnaast zouden ook duidelijke prioriteiten kunnen helpen om te arbitreren bij belangenconflicten.

Voorzorg

De omgang met onzekerheden krijgt onvoldoende aandacht in de beleidsnota's, maar staat toch centraal in sommige gevalsstudies. Net zoals beleidsmakers hun keuzes zelden in een langetermijncontext duiden, lijkt er geen cultuur te zijn om de onzekerheden over de impact van een beslissing op voorhand te identificeren en te bediscussiëren.

Participatie

Zowel uit de beleidsnota's als uit de gevalsstudies blijkt dat participatie goed geïntegreerd is in de Belgische besluitvorming. De omstandigheden voor participatie zijn evenwel onduidelijk: wie moet gehoord worden, waar en waarover? Mogelijkheden zijn: wettelijk bindend of niet, ad hoc of structureel, wettelijk verplicht of niet, via grote adviesorganen of niet enzovoort. De keuze gebeurt schijnbaar pragmatisch maar de vele mogelijkheden laten ook ruimte voor beïnvloeding van het resultaat. Misschien zou het interessant zijn om een gedragscode of richtlijnen op te stellen om inspraakprocessen in goede banen te leiden en om als referentie te dienen voor bepaalde keuzes.

  PreviousNext
  PreviousNext

Bureau fédéral du Plan - Federaal Planbureau [ http://www.plan.be ] - Please send your comments or remarks to webmaster@plan.be