PreviousNext  
PreviousNext  
Printable version (PDF) 

2.3.1 Atmosfeer: evolutie van broeikasgasconcentraties en opwarming van het klimaat in de wereld

De concentraties van broeikasgassen, met name koolstofdioxide (co2), methaan (ch4) en distikstofoxide (n2o), nemen gestaag toe sinds het begin van het industriële tijdperk en wijzigen de toestand van de atmosfeer. Parallel stijgt de gemiddelde temperatuur op aarde geleidelijk.

Definitie

De indicatoren tonen hoe de concentraties van co2, ch4 en n2o en de temperatuur op aarde evolueren. Ze tonen ook het verband tussen beide evoluties. co2, ch4 en n2o zijn de drie belangrijkste natuurlijke broeikasgassen die in kleine hoeveelheden in de atmosfeer aanwezig zijn (minder dan 1% van de atmosfeer). Die gassen dragen bij tot het broeikaseffect waarbij ze een deel van de zonne-energie die de aarde terugkaatst, opnemen. Zo warmen ze de atmosfeer en het aardoppervlak op. Het broeikaseffect is een natuurlijk fenomeen. Zonder dat effect zou de temperatuur op aarde zo'n -18 °c zijn. Maar de broeikasgassen van menselijke oorsprong destabiliseren de natuurlijke cycli van verschillende gassen en verhogen hun concentratie in de atmosfeer. Dit versterkt het natuurlijk fenomeen van de opwarming van de atmosfeer. Broeikasgassen dragen in verschillende mate bij tot de opwarming van de atmosfeer. co2, een gas dat in een grotere hoeveelheid aanwezig is in de atmosfeer (356 ppm)1, dient als referentie om dat opwarmingspotentieel na te gaan. Terwijl co2 een opwarmingspotentieel van 1 heeft, bedraagt dat van ch4 23 en dat van n2o 296.

De concentraties aan broeikasgassen worden berekend op wereldschaal en over tijdsintervallen die veel langer zijn dan de menselijke cyclus. Ze komen vooral vrij bij het gebruik van fossiele brandstoffen (voor co2 en ch4), bosontginning (voor co2), runderteelt en rijstteelt (voor ch4), de chemische industrie, het vervoer en de bemesting (voor n2o).

Situatie en trend

De concentraties aan co2, ch4 en n2o stegen met respectievelijk 31%, 151% en 17% sinds 1850 (preïndustrieel tijdperk)2. Het derde rapport van het Intergovernmental Panel on Climate Change (ipcc) wijst erop dat de concentraties van co2 en ch4 de laatste 420 000 jaar nooit zo hoog zijn geweest als nu. Voor de n2o-concentratie in de atmosfeer is dat de laatste 1 000 jaar het geval.

Parallel met de concentraties broeikasgassen in de atmosfeer, is de gemiddelde temperatuur op aarde sinds 1861 toegenomen, de datum waarop de eerste systematische opmetingen werden gemaakt. In de 20ste eeuw steeg de temperatuur gemiddeld met 0,6 °c. Globaal genomen, waren de jaren negentig het warmste. Sinds 1861 bedraagt de rechtstreekse bijdrage van de verscheidene broeikasgassen tot de opwarming van het klimaat 64% voor co2, 19% voor ch4 en 5% voor n2o. Bij ongewijzigd beleid tot 2100 zou de globale temperatuur op aarde 1,5 à 5,8 °c kunnen stijgen waardoor onder andere het waterpeil van de oceanen met 15 à 88 centimeter zou stijgen.

Relevantie voor een duurzame ontwikkeling

Deze indicatoren maken een parallel tussen de sterke klim van de broeikasgasconcentraties en de sterke stijging van de oppervlaktetemperatuur van de aarde sinds 1850. Het onevenwicht in de cyclus van de verscheidene broeikasgassen die waarschijnlijk toe te schrijven zijn aan de menselijke activiteit (zie 2.2.1, 2.2.2, 2.2.3 en 2.2.7), zou aan de basis liggen van de opwarming van de algemene temperatuur op aarde. De experts van het ipcc zijn hier steeds meer van overtuigd.

Hoewel de gevolgen van de klimaatopwarming nu niet significatief zijn, lijken de studies aan te tonen dat de situatie erg verontrustend is voor de toekomstige generaties. De klimaatopwarming kan de overleving van bepaalde ecosystemen bedreigen. Ze kan ook zware problemen veroorzaken door het versnelde verlies aan biodiversiteit (zie 2.3.3), en aan zoetwaterreserves, de verspreiding van epidemieën en ziekten (zie 2.3.5), meer extreme klimaatomstandigheden (droogte, onweer, orkanen enz.), de lagere landbouwproductiviteit en alle sociaal-economische gevolgen die hieruit voortvloeien3.

Doelstelling

Het einddoel van het Klimaatverdrag (1992) is de stabilisering van de concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer, op een niveau waarop gevaarlijke verstoring van het klimaatsysteem wordt voorkomen. De onderhandelingen die in het kader van dat verdrag gevoerd werden, maakten het mogelijk om in het Kyotoprotocol de eerste tussentijdse doelstellingen te bepalen voor de reductie van broeikasgasemissies (zie ook 2.2.1 en 2.2.2).

1ppm/ppb: parts per million/billion. Meeteenheid om het aantal deeltjes per miljoen/miljard weer te geven.

2Volgens het 3de rapport van het ipcc. Dat is een internationale groep van honderden klimaatexperts.

3Pearce D.W. (1995) Blueprint 4: Capturing Global Environmental Value. Londen: Earthscan; Elliot L. (1998). The Global Politics of the Environment. London: Mac Millan en eea (1995) The Dobris Assessment: Europe's Environment. Kopenhagen: eea.

  PreviousNext
  PreviousNext

Bureau fédéral du Plan - Federaal Planbureau [ http://www.plan.be ] - Please send your comments or remarks to webmaster@plan.be