PreviousNext  
PreviousNext  
Printable version (PDF) 

1.3 Tien problematieken van duurzame ontwikkeling

Op het eerste gezicht lijken de tien problematieken uit het eerste hoofdstuk niet allemaal relevant om na te gaan of België de weg naar duurzame ontwikkeling volgt. Een duurzame ontwikkeling wordt dikwijls in verband gebracht met onder andere het milieu, de toekomstige generaties, de klimaatverandering en het verlies aan biologische diversiteit. Ze doet niet meteen denken aan de informatietechnologie, tabak, financiering van de ondernemingen en gezondheid op het werk. Die tien problematieken zijn nochtans allemaal minstens op twee manieren verbonden met de inzet van duurzame ontwikkeling:

Om die reden worden ze in dit rapport problematieken van duurzame ontwikkeling genoemd.

Ultieme doelstellingen en conflicten tussen doelstellingen

De studie van deze tien problematieken kan een duidelijke bijdrage leveren tot de geleidelijke verwezenlijking van de ultieme doelstellingen van het Plan (1.2.2). Die doelstellingen betreffen de behoeftebevredigingen en de voorrang aan de basisbehoeften van de minstbedeelden, zowel voor de huidige als de toekomstige generaties. Ze betreffen ook het respect voor de grenzen aan de natuurlijke rijkdommen. Bij de voorstelling van de tien problematieken in dit hoofdstuk, ligt de nadruk op die doelstellingen en op de knopen die doorgehakt moeten worden bij kortetermijnconflicten tussen de sociale, ecologische en economische doelstellingen van een duurzame ontwikkeling (Federaal plan inzake duurzame ontwikkeling 2000-2004, § 67).

Toepassingsveld van de beginselen

Voor elk van de tien problematieken laat de toepassing van de vijf beginselen van duurzame ontwikkeling (uit 1.2.3) toe om beslissingen te nemen die de gestelde problemen aanpakken en de bestaande kansen benutten. Deze beginselen geven de richting aan die de samenleving kan volgen om te bouwen aan een duurzame ontwikkeling. Ze maken deel uit van een uitgebreidere groep beginselen die de internationale gemeenschap aannam in de Verklaring van Rio. De antwoorden die de overheid biedt, zullen in het rapport systematisch geconfronteerd worden met vijf beginselen. Dat laat toe om na te gaan of en hoe ze bijdragen tot de verwezenlijking van de genoemde ultieme doelstellingen, doordat ze beheerd worden volgens deze beginselen:

Om die reden wordt elke problematiek van het rapport voorgesteld volgens de hierna vermelde structuur:

1.3.1 Productiestrategieën van de ondernemingen

Omschrijving

De wereldvraag naar goederen en diensten zal blijven stijgen. Daarop wijzen de groeivooruitzichten in de industrielanden, de verwachte bevolkingsgroei in de ontwikkelingslanden en het feit dat zij stilaan de westerse consumptie- en productiepatronen gaan overnemen1. Die verwachte groei van de vraag kan gepaard gaan met een grotere druk op het milieu. Momenteel zijn milieuvriendelijke productiestrategieën vooral gebaseerd op het begrip eco-efficiëntie. Dat betekent dat zij de ecologische impact per producteenheid tijdens de levenscyclus van de producten proberen te verminderen. Zij proberen ook de vraag te volgen door de geproduceerde hoeveelheden op te voeren en door de kwaliteit van de producten te verbeteren. De weerslag van die productietoename in volume maakt voor bepaalde vervuilende stoffen de vooruitgang op het vlak van eco-efficiëntie ongedaan (zie Voorbeeld van conflicten). Zonder het belang van dat soort strategieën te ontkennen, ontstaan er andere strategieën, die proberen dat annulatie-effect te vermijden. De sufficiency strategy is hiervan een voorbeeld. Dat is het resultaat van een denkoefening over de manier waarop aan de menselijke behoeften kan worden voldaan. Van daaruit verkoopt ze de prestatie (de functie) van een product in plaats van het product zelf. Het gaat bijvoorbeeld om de verkoop van een schoonmaakprestatie, met een dienstverleningscontract, in plaats van de individuele verkoop van de machine en de bijbehorende schoonmaakproducten. Hierbij gaat de aandacht eerst naar de behoefte waaraan moet worden voldaan, alvorens zich met het product en het productieproces bezig te houden. Dat soort strategieën beantwoordt aan de toegenomen vraag. Daaraan moet vooral via diensten en een kleinere materiele productie worden voldaan. Dankzij die kleinere groei van de materiële productie zou de vraagtoename de vooruitgang op het vlak van eco-efficiëntie niet volledig teniet doen2.

Voorbeeld van conflicten

Momenteel draagt de grotere toegevoegde waarde die de bedrijven produceren, in zekere mate bij tot de kwaliteit van het leven. Zij gaat echter gepaard met een grotere en zelfs snellere druk op het milieu waardoor de draagkracht daarvan in het gedrang komt. Er is dus een conflict tussen het streven naar zo groot mogelijke bedrijfsproductie, het voldoen aan de behoeften en het naleven van de milieubeperkingen. Daarom moeten de economische groei en de druk op het milieu van elkaar worden losgekoppeld, dankzij de ontwikkeling van geïntegreerde strategieën. Op wereldvlak concentreren de ondernemingen in de industrielanden zich veeleer op het ontwerpen van producten en op onderzoek en ontwikkeling. Ze zijn bovendien geneigd om hun activiteiten te verplaatsen naar landen waar de lonen laag zijn en waar minder strenge milieunormen gelden. Zulke praktijken geven voorrang aan de rentabiliteitsdoelstellingen van de onderneming ten koste van de sociale en milieudoelstellingen van een duurzame ontwikkeling van de landen die deze activiteiten ontvangen. Ze brengen evenmin oplossingen aan voor de conflicten die zich voordeden in de landen die deze activiteiten zien vertrekken.

Voorbeeld van beginselen van duurzame ontwikkeling

Verantwoordelijkheid: Steeds meer consumenten worden zich bewust van de manier waarop de ondernemingen zich gedragen bij het gebruik van het menselijk en milieukapitaal van de planeet. Die bewustwording van verantwoordelijke producenten en consumenten kan leiden tot een ontwikkeling van het aanbod en de vraag van goederen en diensten ten gunste van duurzamere producten. Zulk een verantwoord gedrag, dat rekening houdt met de sociale en milieuexternaliteiten over de hele levenscyclus van een product, kan aan de ondernemingen comparatieve voordelen opleveren.

Integratie: Er is een verticale aanpak nodig die gaat van de ontginning van de grondstoffen, over het beroep doen op arbeidskrachten, de ontwikkeling van de vereiste kennis voor de productie en de distributie, tot de consumptie en de afvalverwerking. Een geïntegreerd productbeleid berust daarop (zie deel 3). Daarbij is er tijdens elke fase van de levensduur van het product een dialoog tussen de verschillende verantwoordelijke diensten (marketing, productie, financiering, distributie enz.) nodig. Bedrijven moeten intern de verschillende bevoegdheden en bekwaamheden beter coördineren en integreren en de werknemers daar daadwerkelijk bij betrekken3. De sufficiency strategie gaat nog verder in die integratievereiste. Ze maakt immers gebruik van zowel maatschappelijke kennis om de behoeften van de bevolking te identificeren, als van de capaciteit tot gedragsverandering bij de producenten en de consumenten. Ze maakt ook gebruik van de economische en technologische knowhow om een product in een dienst te kunnen veranderen en aldus de milieukwaliteiten ervan te verbeteren.

1.3.2 Ethische financiering van ondernemingen

Omschrijving

Ethische financiële producten zijn producten die sommige financiële tussenpersonen aan spaarders voorstellen. Die tussenpersonen gebruiken het zo verzamelde kapitaal voor de financiering van projecten of leningen aan bedrijven waarbij rekening wordt gehouden met bepaalde ethische criteria. Ethische financiële producten dienen dus om projecten of bedrijven te financieren, die zowel aan sociale (werkgelegenheid, verhouding tot de plaatselijke gemeenschap, relatie met de ontwikkelingslanden, gevaren voor de gezondheid enz.), ecologische criteria (lucht- en waterverontreiniging enz.) als aan traditionele financiële rendement- en risicocriteria voldoen. Die financiële producten kunnen de ondernemingen op vrijwillige basis aanzetten tot meer respect voor de menselijke en de milieukapitaalvoorraden en de spaarders warm maken voor duurzame ontwikkeling.

Er bestaan twee categorieën ethisch financiële producten: de solidaire producten en de ethische beleggingsfondsen. De solidaire producten zijn spaarproducten waarmee projecten met een sociale meerwaarde gefinancierd kunnen worden. Met de ethische beleggingsfondsen kunnen via de aankoop van aandelen beursgenoteerde bedrijven gefinancierd worden die bepaalde ethische criteria naleven. Er bestaat een brede waaier aan "ethische beleggingsfondsen" die beantwoorden aan criteria, gaande van het ene uiterste tot het andere. De ene steunen enkel op negatieve criteria, omdat zij ondernemingen uitsluiten op basis van bepaalde beginselen, of op een beperkt geheel van positieve criteria. De andere steunen op heel ruime criteria, die in onderling overleg tussen de onderneming en de ontvangende partijen werden vastgelegd en waarvan een onafhankelijke organisatie de naleving systematisch controleert.

Maar niet elke ethiek is een ethiek van duurzame ontwikkeling en dus zijn ook niet alle ethische criteria noodzakelijkerwijze op de realisatie van duurzame ontwikkeling gericht. De vraag blijft bijgevolg hoe kan verzekerd worden dat die ethische fondsen, die op heel uiteenlopende criteria gebaseerd zijn, bijdragen tot een duurzame ontwikkeling. Aangepaste beleidsmaatregelen kunnen spaarders er waarschijnlijk toe aanzetten economische, sociale en ecologische criteria in hun beleggingskeuze te laten meespelen. Beleidsmaatregelen kunnen ook ondernemingen stimuleren om hun activiteiten, via de vraag naar ethisch financiële producten, op duurzame ontwikkeling af te stemmen4.

Voorbeeld van conflicten

Vooral het financiële risico en hun streven naar zo hoog mogelijk rendement en inkomsten sturen de beleggingskeuze van de spaarders. Meestal kennen beleggers niet de bedrijven die de door hen belegde kapitalen ontvangen en zijn zij maar matig geïnteresseerd in hun sociale en ecologische kwaliteiten. Bovendien proberen zij hun winst op korte termijn zo groot mogelijk te maken en zijn zij niet altijd bereid te wachten op eventuele langetermijnopbrengsten van strategie van een duurzame ontwikkeling van de financiële instelling. Bij zo'n strategieën zijn immers vaak dure investeringen nodig op korte termijn (bv. grote r&d-inspanningen om milieuvriendelijkere producten te ontwikkelen). Die kunnen in een eerste fase negatief zijn voor de rendabiliteit van de financiële belegging. Dat laat een conflict vermoeden tussen het individuele belang en de collectieve ethiek. Hoewel het rendement van ethische beleggingsfondsen in het begin van hun ontwikkeling lager is dan het marktgemiddelde, tonen recente studies aan dat hun rendement momenteel niet lager is dan de gemiddelden op de markt5. Ondanks het feit dat het risico van de ethische beleggingen momenteel nog groter is, halen hun goede prestaties een belangrijke rem weg op de investeringen in die producten. Het toont aan dat bij het beheer van een onderneming financiële rendabiliteit verenigbaar kan zijn met het respect voor sociale en ecologische criteria.

Voorbeeld van beginselen van duurzame ontwikkeling

Verantwoordelijkheid: Doordat de kapitaalmarkten momenteel de wereld omspannen kan de ontwikkeling van ethische financiële producten positieve gevolgen hebben voor de bedrijfsactiviteiten zowel in België als ver daar vandaan. De hulp aan de ontwikkelingslanden komt nu vooral uit privé-geldstromen en in mindere mate uit bilaterale of multilaterale leningen. Daarom zou een grotere doorzichtigheid bij de toewijzing van die privé-kapitalen in die landen een hefboom voor duurzame ontwikkeling kunnen zijn. Beleidsmakers zouden de spaarders dus moeten stimuleren om bij hun beleggingskeuze, zowel in het binnen- als in het buitenland, ook rekening te houden met de sociale en ecologische kwaliteiten van de ondernemingen.

Dubbele billijkheid: De aandelenmarkt wordt vooral beïnvloed door winstvooruitzichten op korte termijn. Die markt dient echter om langlopende projecten te financieren, waarvan de impact pas over verscheidene jaren, decennia en zelfs eeuwen voelbaar is. Er zou dus meer aandacht moeten gaan naar effectbeoordeling (economisch, sociaal of ecologisch) op middellange en lange termijn. Dat gebeurt nu niet. Een internationale context die strategieën van duurzame ontwikkeling in de ondernemingen bevoordeelt, kan financiële spelers helpen om hun verantwoordelijkheid voor de koers van de ontwikkeling op te nemen. Het financiële risico dat verbonden is aan deze investeringen kan er ook door verminderen in vergelijking met andere investeringen die geen duurzame ontwikkeling bevorderen.

1.3.3 Sociale economie

Omschrijving

De sociale economie is een autonome en particuliere economische sector die arbeidsplaatsen creëert die tegemoetkomen aan de behoeften van de uitgeslotenen op de arbeidsmarkt. Ze streeft naar de bevrediging van de behoeften waaraan noch de overheid, noch de markt voldoen. De sociale economie kan winst maken via een gedeeltelijke zelffinanciering, maar dat is niet haar hoofddoelstelling. Ze benadrukt het tot een gemeenschap behoren, democratische en autonome beheersvormen en bij het verdelen van de opbrengsten de voorrang aan mensen en de factor arbeid in plaats van aan kapitaal. Die kenmerken van de sociale economie sluiten een samenwerking met de overheid of andere actoren uit de privé-sector echter niet uit. In de Belgische sociale economie zijn twee werkwijzen gangbaar:

Voorbeeld van conflicten

De opkomst van de sociale economie werd bevorderd door een reeks factoren die de sociale component van de ontwikkeling kenmerken: de vergrijzing van de bevolking (met als gevolg een toename van de socialezekerheidskosten en van de vraag naar specifieke diensten), steeds meer gezinnen met tweeverdieners (met allerlei gevolgen voor de combinatie gezin-werk) en de lage werkgelegenheidsgraad. Die factoren dragen bij tot een culturele verandering waarbij meer en meer wordt erkend dat een bezoldigde arbeid, volgens andere normen dan die van de markt, een meerwaarde voor de samenleving kan creëren. Dat besef stimuleert projecten rond sociale economie. De doelstelling van sociale economie om een aantal minderbedeelden meer te laten deelnemen aan de arbeidsmarkt, kan echter tegenstrijdig zijn met de doelstelling die een grotere economische efficiëntie beoogt via een verbetering van de arbeidsproductiviteit.

Voorbeeld van beginselen van duurzame ontwikkeling

Participatie: De organisaties van de sociale economie zijn ideaal geplaatst om de dialoog met de overheid, andere organisaties en met de burgers zelf te verrijken. Hun concrete ervaring op het vlak van nieuwe sociale behoeften en van de uitsluiting van bepaalde sociale categorieën geeft hen kennis die een waardevolle bijdrage kan leveren bij de beleidsvoorbereiding ter zake. Die kennis is des te meer nodig omdat de impact van dat beleid op het menselijke kapitaal pas op lange termijn merkbaar is. Zij kunnen helpen om bijzondere doelgroepen en nieuwe of latente sociale behoeften te identificeren.

Integratie: Dat beleid moet zorgen dat de sociale economie bijdraagt tot de ecologische billijkheid en de creatie van een meerwaarde voor het milieukapitaal. Zonder dat beleid zouden de bovengenoemde conflicten tussen economische efficiëntie, sociale billijkheid en milieubescherming niet spontaan opgelost geraken. Om die uitdaging aan te gaan, kan de participatie van actoren, terwijl ze de problemen oplost, de overheid helpen om de kansen waar te nemen en te definiëren6.

1.3.4 Gebruik van informatie- en communicatietechnologieën

Omschrijving

De nieuwe informatie- en communicatietechnologieën (ict) verwijzen hier naar alle informatica- en telecommunicatietechnogieën, elektronicatoepassingen en media waarmee de gebruiker kan communiceren en informatie inwinnen (bv. via internet). De toepassingsgebieden en de mogelijkheden van ict zijn heel divers en nieuwigheden volgen elkaar in een snel tempo op. Door een grotere beschikbaarheid van informatie en een snelle informatiedoorstroming kunnen de ict bijdragen tot een efficiënter productieproces, tot het verhogen van het welzijn van individuen en gemeenschappen en tot het bevorderen van milieubewust gedrag en milieubescherming. De ict kunnen ook bijdragen om de dienstverlening van de overheid voor de burger doorzichtiger en toegankelijker te maken op tal van beleidsdomeinen. Zij kunnen bovendien de participatiemogelijkheden van individuen en maatschappelijke groepen verruimen in het zoeken naar oplossingen voor actuele maatschappelijke problemen.

In de kennismaatschappij maken de ict deel uit van de alledaagse leefwereld. Dat is wat verstaan wordt onder de digitalisering van de leefwereld. De huidige gebruikers hebben er belang bij dat het aantal nieuwe gebruikers zo groot mogelijk is. Er bestaat echter een digitale kloof. Dat betekent dat een deel van de wereldbevolking geen of een beperkte toegang heeft tot die technologie. Van alle internetgebruikers in de wereld bevindt 65,3% zich in Europa en Noord-Amerika. Maar ook in de eu is het aantal internetgebruikers ongelijk verdeeld. Vrouwen, personen met een laag inkomen en ouderen gebruiken minder internet. Personen die beter geïntegreerd zijn op de arbeidsmarkt of er een hogere functie hebben, gaan meer on line. Het beschikbare budget is de voornaamste verklarende factor voor de verspreiding van die innovaties bij de verschillende bevolkingsgroepen. Een tweede factor is de nodige kennis om zich de ict eigen te maken. Om die twee redenen loopt de digitale kloof parallel met de grens die de industrielanden scheidt van de ontwikkelingslanden en de al gekende ongelijkheden tussen sociale categorieën.

Voorbeeld van conflicten

Zoals voor elke nieuwe technologie geldt, zal de verspreiding van ict leiden tot een herverdeling van de factor arbeid, zowel binnenlands als mondiaal. Oude industrieën zullen geherstructureerd worden. Dat zal hier en daar leiden tot een verlies aan arbeidsplaatsen, terwijl in andere sectoren of regio's de vraag naar hooggeschoold ict-personeel zal toenemen, vooral in de diensten. Zonder adequaat systeem voor sociale bescherming kan er een conflict ontstaan tussen de negatieve gevolgen die verband houden met de herverdeling van de factor arbeid en de eerder vermelde positieve gevolgen van het gebruik van ict.

De ict beïnvloeden niet alleen het economische productieproces. Er dreigt een conflict te ontstaan tussen enerzijds het belang dat gehecht wordt aan de snelle verspreiding van ict en anderzijds de mate waarin sociale categorieën of landen toegang hebben tot deze ict-vernieuwingen en ze kunnen volgen. Er bestaat een risico dat de digitale kloof een vicieuze cirkel wordt die de al gekende sociale ongelijkheden doet toenemen. Dat komt omdat sommige sociale categorieën (bv. laaggeschoolden) of landen (bv. ontwikkelingslanden) geen of een beperkte toegang hebben tot ict. Gecombineerd met het tempo waartegen ict-vernieuwingen elkaar volgen en onze leefwereld steeds meer bepalen, leidt dat voor hen tot een comparatief nadeel om zich die technologieën eigen te maken, om van ict-vernieuwingen op de hoogte te blijven en om te genieten van de voordelen die ze bieden. Omgekeerd hebben hooggeschoolden of geïndustrialiseerde landen daarbij juist een comparatief voordeel.

Voorbeeld van beginselen van duurzame ontwikkeling

Participatie: De ict bieden iedereen (burgers, sociale groepen, overheden en privé-partners) die over de kennis en het nodige materieel beschikt de mogelijkheid om informatie in te winnen over de algemene toestand van de Aarde en om lokaal te ageren voor een beter algemeen en individueel welzijn.

Verantwoordelijkheid: De ict kunnen ook bijdragen tot leapfrogging. Dat betekent dat landen-gebruikers de mogelijkheid zouden hebben om zonder hoge ontwikkelingskosten snel en rechtstreeks toegang te krijgen tot gegevens, informatie en tot de modernste technieken. Om die mondiale verantwoordelijkheid op te nemen, moeten de besluitvormers de duurzame-ontwikkelingsbeginselen toepassen opdat iedereen zou delen in de voordelen die deze nieuwe technologieën bieden.

1.3.5 Visvangst en biologische diversiteit in zee

Omschrijving

De biologische diversiteit (of biodiversiteit) is de variëteit en de variabiliteit van de genen, de soorten, de populaties en de ecosystemen. Het behoud ervan vormt een van de doelstellingen van duurzame ontwikkeling. Heel wat essentiële goederen en diensten die de aarde voortbrengt, hangen ervan af. Vooral menselijke activiteiten veroorzaken de aantasting van de biodiversiteit die nu plaatsvindt. Die aantasting blijkt uit de verdwijning van soorten, de verarming van het genetisch erfgoed en een achteruitgang van de ecosystemen. Sinds enkele jaren wordt wereldwijd vastgesteld dat de visvangst een bovengrens bereikt heeft. Driekwart van de visvangst op zee lijdt onder (bijna) overbevissing. Dat blijkt uit visvoorraden die sterk geslonken zijn of die zich slechts langzaam herstellen. De verdwijning van soorten is onomkeerbaar, zodat voor de huidige en toekomstige generaties belangrijke bekende of nog onbekende hulpbronnen verloren gaan. De achteruitgang van het genetisch erfgoed en de ecosystemen vermindert de mogelijkheden van ongerepte en gecultiveerde ecosystemen om zich aan te passen of weerstand te bieden. Die evolutie kan de menselijke ontwikkeling ernstig bedreigen. De bedreigingen voor de biodiversteit in zee zijn daarvan een voorbeeld. Overbevissing is een van de bedreigingen voor de biodiversiteit. De gevolgen daarvan kunnen rechtstreeks of onrechtstreeks de rol van het zeemilieu veranderen. Dat milieu speelt een essentiële rol in het ecosysteem en maakt het leven op aarde mogelijk (de rol in wereldwijde biogeochemische stromen en de rol voor het klimaat).

Voorbeeld van conflicten

Er is duidelijk een doelstellingenconflict tussen de gevolgen van de problematiek en de verwezenlijking van de grote mogelijkheden van dit systeem voor een duurzame ontwikkeling. Die kwestie maakt deel uit van het debat over de basisbehoeften van een groeiende wereldbevolking en de problemen hiervan voor de beperkte natuurlijke hulpbronnen. Zowel de overbevissing als de verdwijning van soorten vloeit voort uit mechanismen die de kortetermijndoelstellingen van de economische, sociale, ecologische en institutionele componenten van de ontwikkeling tegenover elkaar plaatsen. Die ontwikkelingen kunnen in sommige gevallen in grote mate endogeen zijn aan één van die componenten (dat is bijvoorbeeld het geval voor milieuvervuiling die de verdwijning van een of meerdere soorten veroorzaakt). In het meest voorkomend geval echter is er sprake van interactie tussen de componenten (bv. wanneer economische stimuli praktijken bevorderen die tegelijk schadelijk zijn voor het milieu en het sociale weefsel van kustbevolkingen ontwrichten).

Voorbeeld van beginselen van duurzame ontwikkeling

Integratie: Het belang van de verbanden tussen de economische, sociale, ecologische en institutionele componenten is zo groot dat iedere niet-geïntegreerde aanpak, onmogelijk en zelfs schadelijk wordt. De maatregelen om overbevissing tegen te gaan, moeten immers rekening houden met de sociale, economische en ecologische implicaties van een eventuele overschakeling op een andere manier van vissen.

Verantwoordelijkheid: In die maatregelen moet ook een evaluatie van hun impact op de hele planeet ingebouwd zitten, omdat een groot deel van de visvoorraden niet beperkt blijft tot de territoriale wateren of alleen maar de exclusieve economische zones (migrerende en straddling stocks). Het is ook nodig dat zowel de nieuwe als al bestaande visbeheersystemen op een coherente en gecoördineerde manier kunnen worden toegepast zonder te worden gehinderd door territoriale grenzen van staten. Als het gemeenschappelijke visserijbeleid van de eu rekening hield met het criterium van globale verantwoordelijkheid, dan zou een oplossing mogelijk zijn voor het probleem van het afstemmen van de viscapaciteit en de visvoorraden in de Europese wateren op de visvoorraden van derde landen. Een verantwoordelijker eu-beleid zou, zoals nu het geval is, de structuurafbrekende rol van de kusteconomieën van die staten tegenhouden. Die evaluatie moet ook op lange termijn gebeuren. De bekommernis om op korte termijn de investeringen te laten renderen vooral via subsidies aan de sector, mag niet als reden worden aangegrepen om de noodzakelijke herziening van het huidige visvangstbeheer zowel wereldwijd als op Europees vlak uit te stellen.

1.3.6 Gebruik van genetisch gewijzigde planten

Omschrijving

Van de moleculaire biologie, die in de jaren zeventig het levenslicht zag, werd verondersteld dat zij veel mogelijkheden zou bieden om grote ontwikkelingsvraagstukken aan te pakken. De aangekondigde doelstellingen van de biotechnologie zouden onder andere de volgende zijn: betere gezondheidszorgen, grotere landbouwproductie, minder vervuilend energieverbruik en milieubescherming. De biotechnieken bieden dus mogelijkheden die, indien zij beheerd worden volgens criteria van duurzame ontwikkeling, als basis voor zo'n ontwikkeling kunnen dienen. De genetisch gewijzigde planten (ggp) maken deel uit van de "gewijzigde levende organismen" die omschreven worden als "elk levend organisme dat over een unieke samenstelling van genetisch materiaal7 beschikt die door de moderne biotechnologie werd verkregen"8. Een transgeen organisme is een organisme dat wordt verkregen door de inbrenging van vreemd genetisch materiaal in een basisorganisme (bv. maïs die wordt verkregen door inbrenging van een gen afkomstig van een bacterie).

De biotechnologie verschilt van de klassieke selectiemethodes die al lang in de landbouw worden gebruikt. De zogenoemde klassieke methodes zijn onder andere de kruising van planten om variëteiten te produceren die over bijzondere en interessante eigenschappen zouden beschikken en die doorgegeven kunnen worden aan de toekomstige generaties. In tegenstelling tot de moderne biotechnologie, kan er met die methodes geen gen overgebracht worden tussen genetisch verschillende soorten en kan er evenmin één enkele eigenschap tegelijk overgebracht worden.

Voorbeeld van conflicten

Hoger landbouwrendement, weerstand tegen virussen, tegen droogte enzovoort worden vaak voorgesteld als voordelen van ggp in de landbouw. Die kwaliteiten zouden beter tegemoet komen aan de basisbehoeften van een groeiende wereldbevolking zonder daarom de beperkte natuurlijke hulpbronnen onnodig uit te putten en zonder het milieu verder aan te tasten. De ggp zouden perspectieven bieden om een evenwicht te vinden tussen ontwikkeling en milieubehoud. Het gebruik van deze organismen zou dus oplossingen kunnen bieden voor de problemen van de huidige en toekomstige generaties.

De gevolgen van de moderne biotechnologie voor de gezondheid en de ecologische, sociale en economische impact ervan baren echter grote bezorgdheid, ook in wetenschappelijke kringen. Er worden ook belangrijke debatten hierover gevoerd op ethisch vlak. Die bezorgdheid is meestal toegespitst op de rechtstreekse risico's voor de gezondheid van de mens. De overige gevolgen van de ggp zowel op het milieu als op de ontwikkeling krijgen minder aandacht. De ecologische risico's kunnen nochtans onomkeerbaar zijn. Ook de veralgemening van die technieken zou de sociale en economische ontwikkeling grondig kunnen veranderen. Daar moet rekening mee worden gehouden bij de keuze voor die technologieën. De actuele debatten over het gebruik van biotechnologieën, onder andere wat hun gebruik in de landbouw betreft, benadrukken dus vooral twee belangrijke aspecten:

Die twee tegengestelde dynamieken steunen vaak op irrationele overwegingen. Die debatten leggen vaak een groot gebrek aan kennis bloot. Door een betere kennis zouden de eventuele risico's en mogelijke voordelen correcter ingeschat kunnen worden. Er wordt dus onvoldoende rekening gehouden met de variëteit en complexiteit van de inzet.

Voorbeeld van beginselen van duurzame ontwikkeling

Voorzorg: Een benadering van duurzame ontwikkeling zal de voorzorgen bij wetenschappelijke onzekerheden bijzonder benadrukken. Terwijl het kweken van transgene gewassen onbetwistbare gevaren stelt voor het milieu, blijft het moeilijk en zelfs onmogelijk de waarschijnlijkheid ervan te bepalen en dus de risico's te objectiveren. Omdat de werking van de ecosystemen onvoldoende gekend is, belemmert dit de evaluatie van de voordelen en de risico's van het gebruik van ggp. De prognose van de ecologische, economische en sociale gevolgen (vooral op lange termijn) van het gebruik van ggp is momenteel onduidelijk en steunt op een beperkt aantal gegevens, bijvoorbeeld die over machtsverdeling.

Participatie: De veranderingen vanwege de ontwikkeling van die technologie hebben onder andere betrekking op: de politieke invloed van de privé-sector (concentratie van de kennis en de expertise bij enkele bedrijven), de relaties tussen de verschillende sociale groepen en tussen de sociale klassen, tussen de grote en de kleine (landbouw)ondernemingen en, niet te vergeten, tussen de industrielanden en de ontwikkelingslanden. Participatie over alle ecologische, economische en sociale bekommeringen is dus nodig om de maatschappelijke keuzes te kunnen motiveren.

1.3.7 Energieproductie en -consumptie

Omschrijving

Energie is een sleutelfactor van de sociale en economische ontwikkeling. Energie dient zowel om een reeks menselijke basisbehoeften te bevredigen als om te voldoen aan de vraag die samenhangt met de zogenaamde westerse levensstijl (levenskwaliteit, materieel comfort enz.) waartoe de meerderheid van de wereldbevolking toegang wenst te krijgen. Maar als schaarse grondstof en als bron van hinder en vervuiling zet energie het leefmilieu onder druk, bijvoorbeeld door de co2-uitstoot, de zure regen en het kernafval. De veralgemening van de westerse productie- en consumptiepatronen en de bevolkingsgroei maken dus niet alleen bepaalde niet-hernieuwbare energiebronnen schaarser; ook zetten ze de absorptiecapaciteit van een aantal ecosystemen onder druk. Energieproductie uit hernieuwbare bronnen zoals de zon, de wind, het water en biomassa kan energieproductie uit fossiele brandstoffen en kernenergie gedeeltelijk vervangen en bijdragen tot een vermindering van de milieudruk.

Voorbeeld van conflicten

Het ontwikkelingspatroon van de industrielanden gaat samen met een hoge energieconsumptie. Totnogtoe had dat een positieve economische impact op korte en middellange termijn. De productie en de werkgelegenheid groeiden immers, wat een erg positief sociaal effect had via de stijging van het materieel comfort en van de levensstandaard van een groot deel van de bevolking. Het milieueffect is echter voor een groot deel negatief (luchtvervuiling, vervuiling door kernenergie, olierampen enz.). Ten dele is dat ook zo voor de consumptie van hernieuwbare energie door de gezinnen (bv. gebruik van open haarden heeft negatieve effecten op het milieu en de gezondheid). Er bestaat dus duidelijk een conflict tussen ecologische en socio-economische doelstellingen, vooral in de industrielanden. Dat conflict is moeilijk te verhelpen want een oplossing die evenwichtig is op korte termijn, is dat niet noodzakelijk op lange termijn. De meest nefaste milieueffecten van de hoge energieconsumptie zullen de toekomstige generaties ten deel vallen. Tegelijk worden voorzorgsmaatregelen beschouwd als een rem op de levenskwaliteit van een deel van de huidige generaties. De milieueffecten op lange termijn van onder andere klimaatverandering en risico's van kernafval, kunnen een economische en sociale impact hebben, zoals verlies aan woonruimte (milieuvluchtelingen) en slechtere levensomstandigheden, vooral voor de minstbedeelden.

Voorbeeld van beginselen van duurzame ontwikkeling

Dubbele billijkheid: De voornaamste milieueffecten van de huidige energieproductie en -consumptie, namelijk kernafval en de klimaatopwarming, stellen vooral problemen op lange termijn. De huidige generaties zadelen hun nazaten op met het beheer van afval en de gevolgen van co2-emissies die voortkomen uit de energieconsumptie nu. Investeringsbeslissingen of reglementeringen rond energie moeten daarom evenveel rekening houden met de draagkracht van het milieu als met economische en sociale beslissingscriteria. Deze beslissingen bepalen immers de toekomst.

Verantwoordelijkheid: De landen die voordeel halen uit die industrialisering consumeren natuurlijk het meest niet-hernieuwbare energie per capita. In elk land verbruiken de rijkste gezinnen bovendien het meest. De concentratie van broeikasgassen (zie 2.4.1) bedreigt de stabiliteit van het klimaat overal ter wereld. Het onstabiele klimaat is vooral schadelijk voor de landen met een reliëf dicht bij de zeespiegel en heel slechte weersomstandigheden. De meerderheid van die landen heeft een arme bevolking die niet de middelen heeft om zich te beschermen.

1.3.8 Mobiliteit en vervoer van personen

Omschrijving

De mogelijkheid om zich naar believen te verplaatsen wordt in het algemeen beschouwd als positief voor het welzijn. Nog nooit was de mobiliteit van personen zo groot als nu. Zowel het aantal individuele verplaatsingen als de afstanden blijven toenemen (zie 2.2.2). De mens heeft immers een steeds grotere keuze tussen mogelijke bestemmingen die hem toegang geven tot goederen, diensten, menselijke contacten, enz. De comfortabelste (zoals de personenwagen) en maatschappelijk meest gewaardeerde (o.a. via reclame) individuele vervoermiddelen hebben ingang gevonden ten koste van de minder vervuilende (zoals het openbaar vervoer) en gezondste (zoals de fiets of te voet). De auto en het vliegtuig dragen vooral bij tot de lokale en wereldwijde milieudruk door de energieconsumptie. Een aantal schadelijke stoffen die de lokale levenskwaliteit aantasten (ozonpieken), nemen af (so2) of er zijn gerichte acties om ze onder controle te houden. Andere stoffen, die een snelle groei kennen (co2), hebben echter een wereldwijde impact op lange termijn.

Voorbeeld van conflicten

De huidige groei van de mobiliteit verergert ook de problematiek van het totale energieverbruik. Hoewel ze nu een reeks behoeften bevredigt, groeit de ecologische en sociale schuld tegenover zij die de impact ervan ondergaan, nu of in de toekomst. De te verwachten technologische evolutie op korte en middellange termijn zal niet volstaan om die trend om te buigen. De veralgemening van het autorijden komt ook in conflict met sociale doelen. Naast het groeiend probleem van de verkeersopstoppingen dat de automobilisten treft, is er voor mensen die niet over een auto beschikken een probleem van toegang tot tal van goederen, diensten en zelfs sociale functies (werk)9. Dat geldt voor de meest kwetsbaren (jongeren, ouderen, mensen met een verminderde mobiliteit enz.) of voor mensen met een laag inkomen. Bovendien heeft het gemotoriseerde verkeer de sociale contacten met buren doen afnemen. Daardoor ontstaan nieuwe vormen van uitsluiting voor minder mobiele personen. Tot slot veroorzaakt de automobiliteit niet alleen files maar ook,vooral in België, een erg groot aantal verkeersslachtoffers (jaarlijks zo'n 1 500 doden en enkele tienduizenden gewonden). Dat aantal slachtoffers vertoont bovendien een stijgende trend door de (waargenomen en verwachte) groei van het luchtverkeer.

De doelstelling om de sociale impact van het personenvervoer en de schuld bij de volgende generaties te verminderen, komt hier dus in conflict met het welzijn van een deel van de individuen nu. De vraag is dan ook in welke mate die mobiliteit beperkt kan worden zodat de impact en de schuld verminderen.

Voorbeeld van beginselen van duurzame ontwikkeling

Participatie: De oplossing voor het conflict tussen de positieve en negatieve aspecten van vervoer ligt niet uitsluitend in een wetenschappelijke of technologische aanpak. Het gaat fundamenteel om een politieke vraag waarover de betrokkenen moeten arbitreren, vooral om de investeringen vast te leggen in het kader van een betere ruimtelijke ordening of van een verbetering van de vervoerswijzen. Voor een samenhangend en stabiel beleid inzake personenvervoer, is er een sterke deelname van de betrokken bevolkingen nodig, zowel voor het uitdenken van een strategie als voor de uitvoering ervan.

Integratie: De strategie om een autorit te vervangen door een dienst (sufficiency strategy) zou, in theorie, de trend kunnen ombuigen. Zo'n strategie komt echter in aanvaring met bepaalde maatschappelijke ideeën over transport en met de sterk verankerde waarden in de samenleving die pleiten voor een goede gemotoriseerde mobiliteit. Om het integratiebeginsel toe te passen op de besluitvorming inzake transport, moet de plaats van deze activiteit in de samenleving volledig herbekeken worden.

1.3.9 Gezondheid op het werk

Omschrijving

De milieugezondheid is een nieuw begrip. Het werd in het leven geroepen om rekening te kunnen houden met het feit dat de verslechtering van de kwaliteit van het milieu een kwart van de ziekten in de wereld veroorzaakt. Die ziekten kunnen goeddeels vermeden worden met voorzorgsmaatregelen. Een van de enigzins gedocumenteerde vraagstukken inzake milieugezondheid is de gezondheid op het werk. De pathologieën die ontstaan door luchtvervuiling op het werk illustreren dat er ingewikkelde verbanden bestaan tussen gezondheid, productie en consumptie. Op het werk hangen de luchtvervuiling en de gevolgen ervan voor de gezondheid van de werknemers, tegelijk af van de productieprocessen en van de preventie- en beschermingsmaatregelen. Sommige producten worden gebruikt terwijl de gevolgen ervan voor de gezondheid nog onbekend zijn. In sommige gevallen zijn de gevolgen gekend door wetenschappers, maar niet door de werknemers die eraan blootstaan.

Voorbeeld van conflicten

Als de gevaren bekend zijn en er alternatieve technologieën of producten bestaan, hangt de bescherming van werknemers af van de wil van de werkgevers om ze toe te passen en van de overheid om normen te stellen en af te dwingen. De opvattingen over het probleem en de belangenconflicten verschillen:

Kiezen voor een bepaalde doelstelling vormt dus een probleem. Dat ligt nog gevoeliger omdat de minstbedeelden veel zwaarder getroffen worden dan gegoede kringen.

Voorbeelden van beginselen van duurzame ontwikkeling

Dubbele billijkheid: De verbetering van de arbeidsomstandigheden is een investering op lange en heel lange termijn. Zo blijken de gevolgen van de blootstelling aan sommige stoffen immers pas na 40 jaar. De gezondheidsproblemen van de ouders zijn ook een rem voor de ontwikkeling van de kinderen. Bij kinderarbeid in de ontwikkelingslanden staan kinderen tijdens hun groei bloot aan luchtvervuiling. Dat bedreigt tegelijk hun gezondheid, de ontwikkeling van hun generatie en die van de volgende generaties. In landen waar de werknemers slecht of niet beschermd zijn, is het groot aantal zieken op lange termijn bovendien een handicap voor de hele bevolking.

Voorzorg: De toepassing van het voorzorgsbeginsel vereist dat de producten waarvan de gevaren nog niet bekend zijn, niet gebruikt worden of enkel bij veiligheidsmaatregelen. Voorzorgen nemen bij onzekerheden betekent ook dat de werkgevers en werknemers betere informatie moeten krijgen: de eersten over de voordelen van investeringen in de gezondheid van hun werknemers, de laatsten over de gevaren en hoe ze te voorkomen of verminderen. Van de kant van de overheid vereist het investeringshulp voor betere technologie vanuit het oogpunt van de arbeidsomstandigheden, alsook billijke compensatiemaatregelen voor de werknemers die ziek worden.

Participatie: Het risico bestaat dat de gezondheidsproblemen bij werknemers verschuiven naar de landen waar de vakbonden zwakker staan, de werknemers slechter geïnformeerd zijn, de sociale rechten minder gerespecteerd worden. Bijgevolg kunnen de werknemers hun deelname aan het besluitvormingsproces minder goed organiseren. Om de gezondheid van de werknemers te beschermen én een concurrerende economische activiteit te behouden, moeten de werknemers toegang krijgen tot de informatie (etikettering) over het productieproces waaraan ze deelnemen. Bovendien moeten de meningen en de problemen van elke actor bekend zijn en moet ermee rekening gehouden worden. Dat geldt ook voor de intellectuele bijdrage van de wetenschappers en de technici (technologisch en medisch onderzoek).

1.3.10 Tabaksconsumptie

Omschrijving

Nicotine in tabak is een drug die een bijzonder sterke afhankelijkheid van de consument veroorzaakt. Tabak wordt erkend als vermoedelijke oorzaak van 25 ziekten. Gemiddeld leven niet-rokers acht jaar langer dan rokers. De tabaksconsumptie gaat in stijgende lijn wereldwijd. Die stijging doet zich vooral voor bij de armste consumenten (zowel in rijke als in arme landen), bij vrouwen en jongeren. Die laatsten beginnen op steeds jongere leeftijd te roken. Het aantal rokers is het grootst onder de armste groep van de Belgische bevolking. Zij besteden in verhouding een groter deel van hun inkomsten aan tabak en gezondheidszorg. De tabaksfabrikanten proberen nieuwe consumenten aan te trekken en de gevaren die ze lopen te verhullen. Dat doen ze door evenementen te sponsoren, door reclame te maken die afgestemd is op jongeren, door gratis distributie en door de wetenschappelijke gegevens en de informatie over de gevaren van tabaksverbruik te manipuleren10.

Voorbeeld van conflicten

De economische belangen van tabaksconsumptie zijn tegenstrijdig met de ecologische en sociale doelen. De tabaksconsumptie bevat drie componenten. De sociale component omvat het genot van het roken maar ook de aantasting van de gezondheid. De economische component van deze problematiek heeft tegelijk te maken met de activiteiten van de tabakssector (productie en distributie), de gezondheid en de overheidsfinanciën. De tabaksconsumptie komt niet alleen aan de producenten ten goede, maar levert voor de staat inkomsten op via de indirecte belastingen; terwijl er voor de sociale zekerheid winsten en verliezen zijn door ziekten en sterfgevallen. De ecologische component bestaat onder andere uit de gevolgen van de tabaksconsumptie voor de levensomstandigheden (thuis, op het werk, op openbare plaatsen) van niet-rokers. Sigaretten roken schaadt immers de gezondheid in de omgeving van rokers doordat verschillende gifstoffen vrijkomen bij het verbranden van tabak.

Voorbeeld van een beginsel van duurzame ontwikkeling

Dubbele billijkheid: Een langetermijnperspectief toont aan dat de volgende generatie de kosten van het rookgedrag nu in grote mate zal betalen. De ziekten duiken immers pas na 25 of 30 jaar op. Dat geldt ook voor personen die samenleven met rokers. De nieuwe rokers, die de reclame voorstelt als volwassener, moderner en sensueler dan niet-rokers, dragen bij het huidige economische kapitaal, maar zijn verantwoordelijk voor de toekomstige heffingen op het openbaar economisch kapitaal (sociale zekerheid) en op het privé-kapitaal (gezinnen, ondernemingen). Bij gezinnen met lage inkomens hebben de kosten voor tabak en voor de daaraan verbonden ziekten of dood een impact op het aandeel van het gezinsbudget voor voedsel, onderwijs en de gezondheid van hun kinderen. Zulke gemeenschappelijke en individuele sociale kosten kunnen zo overgedragen worden van generatie op generatie. Ervoor zorgen dat een ander consumptiepatroon van tabak de gelijkheid tussen en binnen generaties bevordert, heeft dus veel voeten in de aarde. Ontwenningskosten, campagnes, fiscale wijzigingen en de stopzetting van reclame zullen slechts op lange termijn gevolgen hebben voor de volksgezondheid.

1oeso (2001), oecd Environmental Outlook, Parijs.

2Europese Commissie, directoraat-generaal research (2001) Sustainable production. Challenges and objectivers for eu research policy. Brussel: Europese Commissie.

3"So prevention is a more comprehensive and socially complex process than compliance, necessitating significant employee involvement, cross disciplinary coordination and integration, and forward thinking managerial style." (F.A. Paul, R.V. Michael (1997), A resource-based perspective on corporate environmental performance and profitability, Academy of Management Journal 1997, Vol. 40, No. 3,534-559). Vertaling: Preventie is een omvattender en maatschappelijk ingewikkelder proces dat een effectieve betrokkenheid van de werknemers, een integratie en coördinatie van de verschillende disciplines en een toekomstgericht beheerssysteem vereist.

4Noch Agenda 21, noch het Belgisch Federaal plan inzake duurzame ontwikkeling 2000-2004 behandelen die thematiek.

5Een kbc-studie vergelijkt bv. drie ethische indexen, waarvan één berust op het investeringsregister van Ethibel, met hun benchmark. Ze stelt dat: "het gemiddelde rendement van de duurzame investeringen tijdens de periode 1996-2000 hoger lag. Het hogere rendement dat de duurzame indexen aangaven ten opzichte van hun benchmark, ging evenwel gepaard met een hoger risico."

6De sector van afvalrecyclage biedt in dat opzicht al interessante vormingen.

7D.w.z. het materiaal van plantaardige, dierlijke, bacteriële of andere oorsprong dat functionele eenheden van de erfelijkheid bevat.

8Definitie van "moderne biotechnologie" volgens het Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid (www.biosafety.be/bch/doc/cartagena-protocol-nl.pdf): "de toepassing van:

8a. in-vitrotechnieken met nucleënezuur, met inbegrip van recombinant deoxyribonucleïnezuur (dna) en de directe injectie van nucleïnezuur in cellen of organellen, of

8b. fusie van cellen die niet tot dezelfde taxonomische familie behoren, waardoor natuurlijke fysiologische barrières voor reproductie en recombinatie worden overwonnen en die niet behoren tot de technieken die bij traditionele kweek- en selectiemethoden worden gebruikt;"

9eea (2000). Are we moving in the right direction? Indicators on transport and environmental integration in the eu. term 2000. Kopenhagen: eea.

10who (2000). Site van Tobacco Free Initiative. "indeed, the documents reveal industry subversion of not only the scientific but also the political process all over the world".
http://www5.who.int/tobacco/page.cfm?pid=48.

  PreviousNext
  PreviousNext

Bureau fédéral du Plan - Federaal Planbureau [ http://www.plan.be ] - Please send your comments or remarks to webmaster@plan.be